<$BlogRSDUrl$>

1/31/2006

 
Schieten
(slot)

Ik was er klaar voor, maar ik wist niet meer precies hoe het moest. Eric hielp me wel even. Hij deed voor hoe ik moest laden en hoe ik moest staan. Wijdbeens. Toen ik wilde richten, kwam hij achter me staan om te kijken of het goedging. Hij drukte zijn kruis tegen mijn billen en ik voelde zijn adem in mijn nek, zijn armen om mijn schouders om te helpen met richten. Was dit echt nodig voor de schietles? Ik wist het niet.

'Ik geloof dat het nu wel gaat', zei ik en schoot een paar maal. We bekeken mijn score en het was helemaal niet gek. Een afwijking naar rechts, maar dat is de story of my life. Eric wilde voor de tweede serie weer achter me gaan staan, maar ik zei dat dat niet hoefde en hij stribbelde niet tegen. Zie nou wel, ik moet niet overal iets achter zoeken.

Bij de tweede serie mikte ik iets meer naar links dan voor mijn gevoel goed was. Nadat Eric op de baan naast mij ook zijn serie had beeindigd, haalden we de schietschijven binnen door aan een touwtje te trekken. Eric had zevens, achten, een enkele drie en een tien geschoten. Ik had alleen maar negens en tienen.

'You are good. Hey, look at this' gebaarde Eric naar de mannen naast ons op de baan. Ik werd weer geintroduceerd als zijn goede vriendin uit Nederland. Hij vertelde dat ik zei dat ik nooit had geschoten. 'Yeah right', zei een bejaarde man, die er meer uitzag alsof hij aan het vissen was dan dat hij op een schietbaan stond.

We schoten nog een serie. 'Maar nu mag ik met het beste wapen' zei Eric. Goed staan. Ontspannen. Ademhalen. Op 'uit' schieten. Pang. Op 'uit' schieten. Pang. Op 'uit' schieten. Pang. Bij het laatste schot begon ik een beetje te trillen. Ik werd moe.

Weer haalden we de kaartjes naar voren. Ik had twee negens en voor de rest alleen maar tienen. Ik was de beste vrouwelijke schutter die Eric had meegemaakt. 'Maar ik heb pas een keer eerder met een vrouw geschoten', voegde hij meteen toe. We schoten nog wat, maar ik werd te moe. Ik had vroeg gepiekt.

Op de terugweg begon Eric over zijn relaties, over het werk, over zijn hekel aan formaliteiten 'Ik wil overal zo binnenstappen, terwijl hij wees op zijn cap en t-shirt met een reclame voor pinda's erop, 'anders hoeft het van mij niet') over de vermaarde barbecues bij hem thuis. Ik hoefde maar weinig te zeggen en dat beviel me.

'Hoe oud ben jij' vroeg hij opeens.
'Dertig'
'Dat dacht ik al, maar ik twijfelde toen ik je handen zag. Die zien er ouder uit. Ben je getrouwd?'
Ik besloot ja te zeggen. Om uit te leggen dat je al honderd jaar samenwoont en dat je van plan bent samen oud te worden, maar dat niet bent getrouwd vond ik te omslachtig.
'Waar is je trouwring dan?'

Het gesprek was veranderd in een verhoor en ik zwom met elke vraag verder in de fuik. Dat was niet goed. Ik begon weer over koetjes en kalfjes, maar Eric liet zich niet afleiden. Hoe lang was ik dan al getrouwd. Wat voor soort bruiloft hadden we gehad. Was ik in het wit?
Op elke vraag volgde een minder geloofwaardig verhaal dat een vorig antwoord tegensprak.

Ik was blij dat we bij de parkeerplaats van het hotel arriveerden. Ik bedankte hem voor de fantastische schiet-ervaring en wilde afscheid nemen. Opeens pakte hij me fel bij mijn onderarm.
'Let's have a drink.'
Ik zei iets van morgen weer vroeg op en heus een leuke avond. Zijn grip op mijn onderarm verzwakte, maar nog steeds hield hij me vast.
'Won't you ask me to go upstairs with you?'
'Sorry Eric, if I gave you the wrong impression.'

Nu sloeg Eric met beide vuisten op het stuur en tierde. Al die wijven waren het zelfde, zoiets was de strekking. Ik zei schaapachtig dat ik maar ging en bedankte hem voor de avond.
Eric kwam weer tot zichzelf. 'Sorry about that.' Hij zei beleefd dat hij het ook een leuke avond had gevonden en wenste me veel succes op de rest van mijn trip.

Een jaar later ging de telefoon.
'Hi this is Eric. Do you want to hang out with me this afternoon? I am in The Hague.'

1/30/2006

 
Schieten (4)
eerder 1, 2, 3

Mijn disgenoot was de look alike van Michael Moore, maar die kende ik toen nog niet. Hij bleek Eric te heten en was 45 jaar, reeds tien jaar geleden gescheiden en had een kind. Dat vertelde hij allemaal in de eerste vijf minuten terwijl hij zich in rap tempo door de maaltijd heen werkte. Hij had wel een mes uit de besteklade meegenomen, maar hij at alleen met zijn vork. Hij schoof de happen naar binnen terwijl hij doorpraatte. Verder hield hij van schieten.

'Van schieten?' onderbrak ik de monoloog.
Ja, hij had heel veel pistolen en geweren. Hij noemde allerlei typen op waarvan ik vermoedde dat het fantastisch moest zijn om die te bezitten.
Ik vertelde dat ik graag schoot.
Hij reageerde niet. Ik weet niet of hij me niet hoorde of dat hij het ongeloofwaardig vond, maar hij negeerde mijn opmerking.

Toch was het waar. Ik schiet graag. En ik ben er bijzonder bedreven in. Ooit heb ik een paar schietlessen gehad. Sindsdien ga ik op kermissen meteen naar de schiettent en win dan de grootste teddybeer. Of een foto. Maar altijd iets. Het winnen van die teddyberen en pluche inktvissen vervult mij met meer trots dan ik voelde bij het behalen van mijn bul.

Maar dat zei ik allemaal niet tegen Michael-Moore Eric. Ik herhaalde alleen dat ik schieten leuk vond.
Michael-Eric ontwaakte. Dat was fantastisch! Dan konden we vanavond naar de schietbaan! Nee, niet tegenstribbelen! Hij zou me een echte Amerikaanse ervaring geven.

Ik twijfelde. Eric was raar. Maar aan de andere kant: na een week fitnessen en gezelschap van James Joyce, had ik toch ook wel behoefte aan gezelschap dat terugpraatte. En hij was toch bekend bij deze organisatie. Zo gestoord kon hij niet zijn. Ach waarom ook niet. Vanavond half acht, afgesproken.

Eric wachtte in de lobby van het vijfsterren hotel op me. Zijn gympies weerkaatsten in de marmeren tegels. ‘Hey Loeder! Wazzup!’ We liepen naar zijn pick-up en hij opende galant het passagiersportier voor mij.

We reden en Eric praatte. Over Amerikaanse politiek, over onze bedrijven, over het Amerikaanse rechtssysteem, over de schietbaan. En over zijn wapens. Wist ik wel wat in dat koffertje zat? Type zus en zo. Nou, dat had niet iedereen. Hij sprak heel lang waarom het een grondrecht was om wapens te hebben en waarom het zo goed was. Laatst nog, bij de vrouw van zijn neef van de buurman...

We passeerden motels, een tankstation en een winkel in tuinbeelden. En verder was er alleen maar een lange rechte weg. Toen reden we langs een motel, met op het dak in neon een dame met grote borsten. Ze knipoogde naar ons. Ja, wij Nederlanders dachten vast dat je nergens naar de hoeren kon in de VS, maar dat was niet zo. Daar bijvoorbeeld, hij gebaarde naar Betty Boops, kon je ‘manual relief’ krijgen.
Ik humde en keek stak voor me uit.
Er was een knappe Vietnamese meid, vulde Eric behulpzaam aan.
‘This is really a bit more information than I need’ zei ik. Dat was een zin die ik vaak sprak als ik het allemaal even niet meer wist.

We draaiden het industrieterreintje op. Ik moest half uit de pick-up springen, half glijden om bij de grond te geraken. We liepen een winkeltje binnen. Het was een wapenwinkel. In de vitrines lagen Uzi-achtigen naast kleurige damespistooltjes. Eric introduceerde me als 'good friend from the Netherlands' bij de wapenwinkeleigenaar, een man met dun, gelig haar in een staartje.
We konden.
We konden wat?

Achter de winkel was de schietbaan. We liepen een smal gangetje door waar naast de regelementen vergeelde posters van de NRA hingen. Er waren acht schotten naast elkaar. En dan een lange baan met zand. Aan het einde hingen schietschijven.

Eric deed zijn koffertje open en zette zijn wapen in elkaar.
'Are you ready?'
(en nog een wordt-vervolgd).


 
Schieten (3)

De dikke man bleef de secretaresse aan de praat houden, al probeerde ze hem subtiel op mijn aanwezigheid te attenderen. Hij liet zich de mond niet snoeren. Ze besloot toen maar door hem heen te kijken en mij te begroeten.
'You must be Loeder from the Netherlands'
'Yes, I am Louter. Nice to meet you.'

De secretaresse en ik bespraken de praktische zaken. In mijn ooghoeken zag ik dat de dikke man vergat zijn mond te sluiten. Hij keek me aan of ik van Mars kwam. Hij zei niets, maar keek alleen maar. Ik vond het moeilijk om zijn leeftijd in te schatten. Hij was zo luid, zo kinderlijk energiek. Maar als je dat buiten beschouwing liet, moest hij toch minstens een jaar of veertig zijn.

Hij wilde een praatje met mij beginnen, maar ik zei dat dat helaas niet kon. Mijn eerste interview zou zo beginnen. 'Dan wacht ik wel.' Ik zei geen ja en geen nee.

Ik was hem al een beetje vergeten toen ik twee interviews en twee en half uur later weer bij de secretaresse kwam. De dikke man veerde op uit het kuipstoeltje. Hij had al die tijd op mij gewacht, zonder koffie, zonder tijdschrift.

'Hi there! Wazzup?'
Hij begroette me alsof we samen een lange, betekenisvolle geschiedenis hadden en eindelijk zagen we elkaar nu weer. Ik voelde me ongemakkelijk bij deze amicale houding. Ik stamelde iets van dat de gesprekken heel interessant waren geweest, maar dat wilde hij niet horen. Hij gebood me om samen te lunchen in de bedrijfskantine. Ik zei geen ja en geen nee. Daar ben ik heel goed in dacht ik nog, in ja noch nee zeggen, toen we samen met ons dienblad in de rij stonden.
(jee, het moet alweer vervolgd worden. Schiet toch eens op; zo leuk is het allemaal niet. Men gaat nu een clou verwachten, die er niet is, ik zeg het maar vast. De reden dat het zo lang duurt is niet dat ik werk aan een spanningsboog, maar dat ik maar niet arriveer op de plek, op de fysieke locatie, waar dit verhaaltje zijn titel aan ontleent. Morgen weer een poging om van scene te veranderen.)

1/29/2006

 
Schieten (2)

Overdag werd ik met gepaste egards ontvangen. Ik was gezonden door de Hoogste Baas van een bevriende organisatie uit Nederland, dus gaven ze me alle faciliteiten die ik wenste. Maar de vormelijke behandeling hield op na vijven. Tot mijn grote opluchting vond iedere gastheer dat ik mezelf maar moest vermaken.

Ik viel terug op mijn repertoire dat ik altijd volg als ik alleen ben. Film, museum, sporten, koffiedrinken met een boek, dineren met een boek, drinken met een boek.

Weer hield een boek mij gezelschap toen ik alleen dineerde in een middenklasse restaurant. Op langdurig en herhaaldelijk aandringen van een vriend was ik voor minstens de elfde maal begonnen in James Joyce's Ulysses. Een vrouw van rond de dertig nam mijn bestelling op en 'maakte conversatie', waarschijnlijk geheel volgens de instructies, met mij als vrouw-alleen. Wijzend op het vuistdikke boek vroeg ze me:
- Is it any good?
- It is supposed to be very good, but I don't know yet. I have just started reading.
- What is the author's name again?
- James Joyce.
- Wasn't he on Oprah Winfrey's Book Club, the other day?

Ik dineerde snel, maar niet gehaast en tipte waarschijnlijk te weinig, of misschien, uit overcompensatie, tamelijk veel, ik wist het niet (met als miezerige onderstroom: het probleem is dat je de tip niet kunt declareren, weet je.)

De volgende dag begon ik bij weer een nieuwe organisatie aan een reeks gesprekken. Om 09.00 uur meldde ik me bij het secretariaat. Ik wilde de secretaresse laten weten dat ik er was, maar die was in gesprek met een dikke man met een oversized maar toch te kort t-shirt. Hij droeg een rood-witte cap en sprak heel luid.
(wordt nog een keertje vervolgd)

1/27/2006

 
Schieten

De grote baas (baas van mijn baas) dacht dat iedereen in de rij zou staan voor zijn ambitieuze initiatief. Ik zou alleen nog even voor de details bij onze contacten in Miami, Washington, Pittsburgh, Boston, Londen en Lissabon langs hoeven gaan en dan kwam het wel voor elkaar. Zijn secretaresse boekte voor mij de vijfsterrenhotels waar de grote baas normaliter verbleef en ik kon vertrekken.

Mijn eerste gesprekspartner zag het initiatief van mijn baas niet zitten. Een vriendelijke man die meteen al zei dat hij best wilde samenwerken, maar meer ook niet. Een zwarte hoogleraar was mijn tweede gesprekspartner. Tijdens ons gezamenlijke ontbijt in de bedrijfskantine –het enige tijdstip dat hij nog vrij kon maken- vertelde hij me dat het een ridicuul voorstel was en dat iedereen dat zou vinden. Dat waren de enige woorden die hij aan het project besteedde. Hij vertelde wel uitgebreid over zijn projecten, zijn organisatie. Daarbij lachte hij hard en veel.
Bij het afscheid drukte hij me stevig de hand. Hij had het een prettig gesprek gevonden. Maar dat project moesten we maar echt vergeten.

Ik nam afscheid met een wolkje 'kansloos' boven mij. Ik had toen nog 23 gesprekken te gaan op mijn Grand Tour.

Onze partners vonden het niets, maar hadden dat te subtiel laten merken. Mijn baas’ baas had hun beleefde afweren ('klinkt interessant', 'ja, zou misschien kunnen') opgevat als enthousiaste instemming.

Mijn missie was mislukt. Ik besloot dan maar deze trip in ieder geval toeristisch te maximaliseren. Ik kwam aan in een stadje bij Washington DC. In the middle of nowhere stond een vijf sterren hotel.

De luxe was overweldigend voor een meisje uit de burgerlijke middenklasse dat alleen maar had gekampeerd. Ik had drie vertrekken tot mijn beschikking. Als een klein kind monsterde ik mijn ruimte voor twee nachten. Ik bekeek de inhoud van de minibar, liet de zakjes oploskoffie en de theezakjes door mijn handen glijden en inspecteerde de badkamer. De folder vertelde me dat er ook een zwembad, fitnesszaal en sauna was. Ik trok snel mijn zwempak aan. Daarover de zachte badjas. Ik kon de hagelwitte badstof slippers ook niet weerstaan. Ik was de enige in het grote zwembad, zoals ik 's avonds ook de enige in de fitnesszaal en sauna zou zijn. Geen faciliteit liet ik onbenut.
(wordt vervolgd)

1/26/2006

 
Hallelujah

Afgelopen tien maanden heb ik niet een nacht normaal geslapen. Er was altijd een kindje dat bang, boos, hongerig, of verdrietig was. In ieder geval waren ze wakker.
Regelmatig verscheen ik in comateuze toestand op het werk. Een collega, zonder kinderen, wist mij te vertellen dat slaap een basisrecht is van iedereen. Zo mag aan krijgsgevangenen veel ontzegd worden, maar hun recht op slaap is vastgelegd in allerhande verdragen.
Bij tijden kon ik bijna jaloers worden op die krijgsgevangenen.

Maar nu is alles anders. God zij geprezen. We hebben al twee nachten doorgeslapen met het hele gezin.

1/25/2006

 
Een ochtend

Ik word uit mezelf wakker en kijk op de wekker. Het is heerlijk laat. Niet geloven, het is al kwart over zeven. Het hele gezin heeft de hele nacht doorgeslapen. Dat was lang geleden. Nog even doezelen.
Dan hoor ik zachtjes, ver weg, 'Mamma, pappa, ik ben wakker!' Niet lang daarna horen we voetjes over het zeil trippelen, zo licht als een elfje dat de grond maar even aantipt. We wachten op het gemorrel aan de deurklink van onze kamer. Als ze op haar tenen staat, kan ze er net bij, maar de deur gaat nog steeds met moeite open.
Daar staat ze dan, in onze kamer. Haar blonde haren zitten wild om haar hoofd, warrig van het vele woelen. Ze draagt haar lievelingspyjama, die eigenlijk nog veel te groot is, maar die ze zo mooi vindt omdat er een autootje op staat. Ze wrijft in haar ogen.

'Mamma, ik kom bij jou in bed. Ik ben ben nog een beetje moe'
'Kom maar lekker bij ons in bed. Kom maar wakker worden meisje'
Ze krult zich naast me. Haar handjes om mijn hals, haar voeten tussen mijn knieen.
'Wat ben je lekker warm mamma'
Zo liggen we even wakker te worden.
'Wat gaan we vandaag doen mamma?'

Wat er ook gebeurt vandaag, vandaag kan niet meer stuk, zou je zeggen.

1/24/2006

 
Het Noodlot volgens mijn vader

'Ik ben toch geen zwartkijker. Ik denk dat je hoogstens misschien een beetje het noodloot kunt ontlopen.' Hij liet een stilte vallen. 'Maar je zou wel de eerste zijn die dat lukt.'

1/23/2006

 
Flarden

Nou en toen kwam hij eindelijk thuis dus ik zeg weet je wat het kostte? Hij liet verder niets merken dus ik zeg dat die arts iets heel anders had opgeschrven dus ik zeg dat dat wel 33 euro kostte. 33 euro! Voor een receptje. Dus ik zeg dan kan je het wel weg laten halen, maar ja, voor je het weet ben je verder van huis dus ik zeg...

1/21/2006

 

Salomon

'Er zijn trubbels in de Ivoorkust', zei mijn oom Otto tegen mij. Oom Otto hoorde ik dat gesprek verder niet meer. Ik dacht aan Salomon.

Het was een initiatief geweest van een goedbedoelende huisvrouw. De asielzoekers en de omwonenden moesten elkaar leren kennen. Ik woonde in Nijmegen pal naast het asielzoekerscentrum en ik werd uitgenodigd om me in te schrijven voor ofwel een kookcursus, een serie discussiebijeenkomsten of Afrikaanse Dans.

Marije was al eerder naar Afrikaanse Dans gegaan en was laaiend enthousiast. Vooral over de leraar.

De groep bestond uit ongeveer vijftien vrouwen. Er waren een paar studenten, een paar vrouwen van onze leeftijd (eind twintig, toen dus), maar de meeste waren een jaar of vijftig en hadden opgeblazen, rood aangelopen gezichten. Dit was de eerste keer in lange tijd dat ze iets aan lichaamsbeweging deden, schatte ik in.

De dansleraar kwam binnen. Alle gesprekken vielen stil. Niemand had meer oog voor haar gesprekspartner of beste vriendin. We probeerden allemaal een knipoog te stelen van Salomon.

Salomon droeg hemdjes die zijn bovenlijf zo min mogelijk bedekten. Hij droeg een dansbroek, die hij dan nog een paar maal had opgerold in zijn middel, een dracht die ik alleen maar van de tvserie Fame kende. Hij danste op blote voeten.

Salomon bleek professioneel danser in de Ivoorkust te zijn geweest. En niet zo maar iets. Hij had deel uitgemaakt van het Nationaal Danstheater. (“Hoe weet je dat dan? Misschien vertelde hij dat alleen maar. Hij kan jullie wel alles wijsmaken’ zei zo’n incidentele zeiker.)

En nu stond hij dan voor een zaal uitgezakte vrouwen, van wie de meeste nog nooit iets aan lichaamsbeweging hadden gedaan, laat staan dat we enigszins bedreven waren in dans.

Het ging als volgt. Een asielzoeker, ook uit de Ivoorkust, trommelde. Salomon deed de meest fantastische dingen. Hij kronkelde, kreunde, sprong en heupwiegde. Wild maar altijd beheerst. Ritmisch. En ongelooflijk sexy. Na tien minuten begonnen zijn schouders te glanzen van het zweet.

En dan wij, de huisvrouwen. Het zag er zo sneu uit. Hopeloos ogende vrouwen die weliswaar probeerden om hun ingesleten disco-pasjes iets wilds-afrikaans mee te geven, maar daar op geen enkele manier in slaagden. We klapten net te laat, of te vroeg. Onze sprong leek op hinkelen, en als we, net als Salomon een keer ‘oeh’ zeiden, leek het of we ons verslikten in een bonbon.

Na drie lessen ben ik ermee gestopt. Ik had geen talent, maar dat was niet de belangrijkste reden voor mij om te stoppen. Dat Marije en de studentes veel meer knipogen kregen van Salomon dan ik ooit zou incasseren, was misschien al een belangrijkere reden. Maar ik kon het vooral niet aanzien dat Salomons zingeving uit twee uur dansen met deze groep bestond. Dit was zijn hoogtepunt van weer een week collectief nietsdoen, nietsmogen.

Soms, heel soms, doen Marije en ik nog een Salomon-act op de dansvloer. We voelen ons dan steevast heel zeker over onze performance, maar achteraf ben ik altijd zeer gelukkig dat er geen bekenden waren. Als het lekker gaat, doen we daarna onze Vogue-Madonna dans, die we ooit leerden op een workshop van een dansmevrouw in de It. En als het helemaal laat wordt, doen we een dansje dat we van Donald Jones leerden. Maar dat zijn andere verhalen.


1/20/2006

 
Vergadering, vervolg

Ik zei dat ik hun aanpak ook niet zag zitten, maar dat ik wel x,y,z zou kunnen doen. Dat was totaal iets anders dan in de 8 telefoonboeken stond. Het was iets nieuws, wat mij goed paste omdat het mijn lopend onderzoek betrof.

De voorzitter greep elke strohalm. 'Dus jij kan x,y,x? Dat is ook prima, dat is fantastisch.'

Toen zij de dame rechts van mij. 'O, als er ruimte is voor nieuwe inbreng...ik ben goed in 4,5,6.' Dit was wederom weer iets wat in de verste verte ook maar iets met het oorspronkelijke project van doen had.

'Dat lijkt me ook uitstekend' zei de voorzitter.
'Ja maar' probeerde de secretaris met het sikje.
'En dan doe ik q,4,o' zei de grijze man dreigend, zich richtend tot de secretaris.
'Hmm. Wat dat is, kan ik me niet precies voorstellen, maar het lijkt me prima' stemde de voorzitter in.

'We hebben nog wel een jurist nodig' dacht ik hardop.
'Ja, regelen jullie dat eens' zei de grijze man brutaal. Toen daagde het me dat hij waarschijnlijk professor moest zijn.

'Goed. Afgesproken dan. Zo gaan we het doen' zei de voorzitter zichtbaar opgelucht.
'Hoe zit het met de randvoorwaarden van het project?' wilde ik nog wel weten. Hoeveel uren hebben we te besteden, tegen welk tarief?'
De voorzitter keek de secretaris aan.
'Dat weet ik niet Ik weet wel dat we nu een heel andere koers varen dan...'
'Ongeveer? Gaat het om 10 dagen of om 100 dagen per jaar?' brak ik in.
'Uhmm, dat zou ik niet precies kunnen zeggen.'
'En krijgen we onze uren geheel vergoed, of een percentage?'
'Uhmmm, dat is nog niet bekend.'

'Tsja. Als ik mijn uren niet geheel vergoed krijg, trekt mijn universiteit zich terug' zei de grijze man. Zo brutaal, dat moest wel een professor zijn.
'En als ik niet 100% vergoed krijg, stap ik naar jullie baas', voegde hij dreigend toe.
'En wel gegarandeerd voor een periode van vier jaar' eiste de dame aan mijn rechterhand.

Wij, de wetenschappers waren in geen positie om wat dan ook te eisen, maar dat scheen de voorzitter te ontgaan. Hij werd nog roder en ging nu ook stotteren.
'Ja, ik begrijp het, ik begrijp het. Maar ik weet niet of dat kan. Ik kan geen ijzer met handen breken.'

'Dus. We spreken af. Jullie regelen een jurist. Wij maken een plan met onze gezamenlijke opzet. Onze uren worden 100% vergoed, 4 jaar lang. Is dat akkoord?' vatte de professor samen, afwisselend de secretaris en de voorzitter streng aankijkend over de rand van zijn bril.
'Ja' zei de voorzitter tegen de grijze man. 'Toch?' zei hij toen hij de secretaris vragend aankeek.
De secretaris was nog steeds nukkig en mompelde alleen wat.

Na afloop wisselden we visitekaartjes uit. De grijze man was inderdaad professor.

1/19/2006

 
Weer een vergadering

Het bedrijventerrein waar ik moest zijn, was vastgeplakt aan een meubelboulevardje. Het zaaltje waar wij vergaderden had uitzicht op de snelweg. Het was een kleine ruimte met verlaagd systeemplafond. Het was warm in het kleine hok, maar de ramen konden niet open en de airco werd centraal bediend.
Een zoemende airco, kapotte luxaflex en een flipover. We waren klaar voor de vergadering.

De voorzitter had een onmogelijke taak. Hij had het project van zijn voorganger geerfd. Al twee jaar was men in de 'inceptiefase', maar het wilde maar niet lukken met het starten van het project. De voorzitter was een magere man met een enorm rood hoofd. Hij leek permanent op zijn hoede, voorbereid om hard weg te rennen als de ander zou toeslaan. Hij zou de hele vergadering met verschrikte ogen blijven kijken.

Ik was er nu voor de eerste keer bij. Ook bij mij was het een ongewilde erfenis. Mijn voorganger had bij haar vertrek een stapel ter hoogte van 8 telefoonboeken op mijn tafel achtergelaten. 'Zo. Dit is het project. Hier staat alles in. Succes.'

De vrouw aan mijn rechterzijde bleek er op soortgelijke wijze te zijn ingerold. De man aan mijn linkerhand kon ik niet goed inschatten. Het was een losgeslagen gek, dat was duidelijk. Hij hield onsamenhangend verhalen, maakte brede armgebaren en lachte snoevend op zijn eigen grappen. Ik kon niet inschatten of het iemand van mijn rang was, wat hem uitgerangeerd zou maken want hij was rond de zestig jaar. En iemand rond de zestig in de laagste academische rang voorspelt weinig goeds. Maar hij kon ook en gek en professor zijn, dat kon je nooit uitsluiten. Ik kende zijn naam niet, maar dat zegt niets. Dan was er nog de secretaris van het project. Die was er wel al van af het begin bij betrokken geweest. Een klein druk mannetje met een sikje en haar als Jan Douwe Kroeske.

De secretaris begon ergens midden in het project. Heel serieus, enthousiast, dat we haast moesten maken en wat we van het inhoudelijke punt op pagina 47, paragraaf 5.8 vonden.

'Zullen we eerst een voorstelrondje doen' greep de voorzitter in.

Toen we bij de secretaris waren aanbeland, zei hij nog net zijn naam, maar veerde toen op wat dingen op de flip-over te schrijven. Hij tekende een schema, met daar doorheen een diagram en met rood nog een tijdas. Ik had geen idee waar het over ging.
Ik durf allang niet meer op dat gevoel af te gaan. Ik begrijp heel vaak niet waar het over gaat.

Weer greep de voorzitter in. 'Zullen we eerst even uitleggen waar we staan in de inceptiefase, ik weet niet of iedereen deze details nu al kan bevatten'

De secretaris legde mokkend zijn viltstiften op tafel en ging achteroverzitten met zijn armen over elkaar. Op zijn gezicht stond 'dan zeg ik toch lekker helemaal niets meer. Dan zoeken jullie het maar mooi zelf uit.'

De secretaris en de voorzitter hadden een plan om het project te redden. We zouden het op manier a, b, c doen.

De grijze man aan mijn linkerzijde was duidelijk. Daar kon natuurlijk niets van inkomen, van die aanpak. En hij kende de opperbaas van dit project, dus als zij vast zouden houden aan deze lijn, zou hij die baas wel eens even inlichten.

Stilte.

(morgen deel II)

1/18/2006

 
Minderen

We voelden ons zo fit, na 4 dagen zonder alcohol, dat we besloten geen wijn meer te kopen. Dan konden we ook niet in de verleiding komen.

Maar zondag hadden we toch zin. Hadden we het ook niet een beetje verdiend? Ja toch? De flessen sloeberwijn waren op, dus uit nood openden we dan maar de prachtige wijn uit 2001 die eigenlijk voor het kerstdiner hadden bestemd. We genoten.

Maandag. Nee, eigenlijk niet drinken. Ach, wat zou het ook. Wel zin, maar geen wijn in huis. Oja, die Bordeaux van deelgemeente X lag er nog steeds. Vaag etiket, waarop het jaartal van de bordeaux ontbrak. Zonder enige illusie de fles ontkurkt. Ons door de zuurte een weg gebaand. Drinken is soms hard werken.

Dinsdag gingen we echt niet drinken. Echt niet. Nou goed. Eentje dan. We zaten ten slotte allebei nog hard te werken om 23.30 uur. Met een glas wijn erbij zit het nu eenmaal lekkerder achter het toetsenbord. We keken in het wijnrek en vonden de allerallerlaatste fles rode wijn. Chateau Landall, een fles die we ooit bij een verblijf op een bungalowpark cadeau hadden gekregen. Minder zuur dan de wijn van de deelgemeente, maar toch een behoorlijke aanslag op het glazuur van ons gebit.

Vandaag is per decreet van de wijnpolitie het niet-doordeweeks-drinken opgeheven.

1/17/2006

 
3e?

- Ik wil nog een kindje, zei ik tegen R.
- Echt?
- Echt.

Toen volgde een nacht. Eerst huilde Felix. Net toen hij sliep, werd Lena gloeiend van de koorts wakker. Panadolletje. Lekker slapen meisje, ssshh. Toen: Felix getroost. En nu slapen ventje. Z'n oogleden vallen zwaar toe. Zachtjes sluit ik de deur van zijn slaapkamer. Lena roept. Kots in haar haren, kots op haar pyama. Bedje verschoond, schoon pyamaatje aan. Net toen zij insliep, werd Felix weer wakker. Enzovoorts.

- Voorlopig geen derde, zei ik tegen R, die hetzelfde had willen zeggen.

1/16/2006

 
RSI

RSI bestaat niet meer, las ik laatst. Het was te vaag om een ziekte te zijn.

Het krantenberichtje nam mij terug naar 1996- 1997, toen RSI nog in haar beginstadium was. Ik had er nog nooit van gehoord tot ik via een vriend-nerd van mij een email van een ander nerd ontving waarin hij waarschuwde voor RSI. In dat mailtje wilde hij iedereen waarschuwen voor de gevaren van te veel en niet goed computeren en hij vroeg om dit mailtje te sturen aan iedereen die je maar kende. Zo was het ook bij mij terechtgekomen.
Wisten we wel wat er kon gebeuren als je te lang en te veel computerde? Hij kon nu helemaal niets meer, zo schreef de zieke nerd. Sinds hij RSI had, kon hij geen pen meer vasthouden, hij kon niet meer roeren in de pannen, hij kon niet eens meer de lichtschakelaar indrukken. Zoveel pijn had hij. Bovendien ontbeerde hij de kracht in zijn hand om te kunnen masturberen.

Dat is nog eens een voorlichtingscampagne.

1/15/2006

 
Dood

- Jij hebt geen mamma he, mamma?
- Nee, ik heb geen mamma meer.
- Waarom niet? vroeg mijn dochter van bijna 3 jaar.
stilte
- Waarom niet mamma?
ik kan wel mooie verhaaltjes ophangen over de hemel enzo, maar ben ik daarvoor nu overtuigd atheist?
-
Oma is dood.
- Waarom?
Broertje huilt
-
ik moet nu een flesje maken
gelukkig maar


Gesprek 's avonds, met een katholiek opgevoede atheist, van wie de vader is overleden.
- En wat zeg jij dan, vroeg ik.
- Dat opa in de hemel is.
- In de hemel?
-
Waarom niet. Een kind kan begrijpen dat opa of oma er ooit waren, maar dat ze nu ergens anders zijn. Kinderen kunnen niet begrijpen dat ze er helemaal niet meer zijn.
- OK. Maar om dan de hemel erbij te halen...
- Tegen de tijd dat ze er iets van kunnen begrijpen, mogen ze zelf beslissen of ze erin geloven.
- Maar dit is een ondergraving van...
- En weet je, laastst was haar kippetje dood. En toen zei ik dat-ie naar de hemel ging en dat opa voor 't kippetje zou zorgen

Volgende keer ga ik zeggen dat oma in de hemel is. Als ik het over mijn lippen krijg.

1/13/2006

 
Typen

Ik was vandaag snel en blind aan het typen, een van de dingen die ik heel goed kan (en dat geeft mij altijd een idee dat ik heel effectief bezigben, als dat toetsenbord ratelt en kraakt onder mijn vingertoppen. Dat ik aan het einde van de middag de helft moet schrappen, doet niets aan die voldoening af).
Maar goed. Ik liet mijn vingers dus dansen op het toetsenbord en er was veel gedoe over 'humankind' in mijn stukje. Dat klinkt wel sjiek, toch? Bij herlezing zag ik dat ik humankind tot tweemaal toe had vervormd tot "hemakind."

1/12/2006

 
De laatste

'Ik heb een mooie nieuwe winterjas gekocht', zei mijn vader. 'Lekker warm.'
'Laat eens zien dan' zei ik.
We liepen naar het halletje waar het altijd donker is.
'Kijk deze. Mooi he.' Mijn vader trok de jas aan en deed toen het licht aan om de jas beter te kunnen bekijken.
'Heel mooi' kon ik alleen maar beamen.
'Hij was ook heel duur.'
'...maarja, het is toch je laatste winterjas he?'
'Inderdaad. Hoogstens nog een paar winters, en dan ben ik er niet meer.'
'Weet je bij hoeveel jassen je dit al hebt gezegd?'
'Maar dit is echt de laatste, ik voel het.'

1/10/2006

 
Inzage

Alleen de mooiste jongen uit het klasje, een Italiaan met zwart haar en blauwe ogen en een strak kettinkje om zijn nek kwam naar de tentamen inzage. Hij had geen onvoldoende, maar het was ook niet geweldig.

Hij haalde alles uit de kast om een hoger punt te krijgen.
Eerst hakken in het zand. Hij was het er niet mee eens het was stom. Ik was veel te streng geweest. Dit antwoord was toch gewoon goed?
Toen volgde een andere strategie. Wanhopig hief hij zijn handen ten hemel. Met zwaar Italiaans accent riep hij uit: 'But why? I ask you: Why?'
Daarna charmeerde hij me. Hij begon grapjes te maken en te flirten. Zijn eigen antwoorden las hij lachend op.

Ik hield mijn poot stijf. Geen punt erbij. Wat dacht hij nu, dat ik zo gemakkelijk te paaien was? Ik vond het een belediging dat hij dacht dat ik erin zou trappen.

Maar toen zag ik dat ik een foutje had gemaakt met het optellen van de punten. Hij had recht op 0,1 verhoging van zijn eindcijfer.

'Thank you. But I really need 0,3 more' en hij legde uit waarom dat zo belangrijk was. Kon hij dat niet met mij regelen dan. Voor mij was die 0,3 niet belangrijk, en voor hem wel. Ik kon bijvoorbeeld voor vraag 1c best wat meer credits geven, dat was best een goed antwoord geweest. En niemand hoefde het te weten.
En hij knipoogde!

Ik glimlachte minzaam en zei dat dat niet kon.
Hij keek me net iets te lang in mijn ogen om het een gewone blik te laten zijn. Ik liet de stilte voor wat het was. We speelden de chicken game.

'But I could try it, No?' zei hij tenslotte.
En hij lachte van oor tot oor.

Hij liep op zijn gemak het zaaltje uit en keek nog eens over zijn schouder vertraagd achterom, een wijsvinger ter begroeting opstekend alsof hij James Dean was.

1/09/2006

 
Blogbaar

Sommige dingen lenen zich slecht om te bloggen, zoals een weekend waarin alles goed was (inderdaad, op de camping).

Nouja, ik kan vertellen dat ik donderdagnacht 6x wakker ben geworden omdat ik dacht Lena te horen. En Felix. Die beiden 150 km verderop in hun bedje lagen. En dat ik op vrijdagochtend op het punt stond om mijn kinderen te gaan halen omdat ik hen miste en ik bang was dat ze het helemaal niet naar hun zin hadden zonder mij. En vrijdagavond ook nog. Zaterdag vroeg R. of we ze dan maar moesten gaan halen. Maar dat ging toch te ver, vond ik zelf ook. Tussendoor was er genoeg moois om het tot zondag zonder kinderen uit te houden.

En er was nog een blogbaar dingetje.

Ik deed inkopen in de supermarkt waar ik mijn hele jeugd boodschappen had gedaan. Mijn moeder gaf me dan afgepast geld mee. 'Haal maar even een pot doperwten.' En steevast had ik drie of vijf cent te weinig.
De supermarkt was van naam veranderd, maar verder was alles hetzelfde. Ik zocht risotto rijst, maar aan die gekkigheid deden ze niet. Snelkookrijst. Grote droge korrel. Net toen ik zat te bedenken wat ik dan bij de verse tonijnsteak zou moeten bereiden, werd ik op mijn schouder getikt.
Een oude man met pretoogjes sprak me aan.
'Jij bent Louter toch?'
'Inderdaad.'
Ik herkende hem nu ook. Het was de vader van een middelbare schoolvriendin van mij, die ik na de tweede klas uit het oog ben verloren. Marlies' vader leek nu sprekend op Adriaan Morrien op hoge leeftijd. (Maar leek niet elke vader op een bepaalde leeftijd sprekend op Adriaan Morrien?)

'En hoe is het nu met jou?' vroeg hij met toegeknepen oogjes.
'Uitstekend. Ik woon nu in Rotterdam.'

En toen zei ik iets wat onvergeeflijk stom is.
Zo stom dat het schaamrood nog op mijn kaken verscheen toen ik het voorval aan R. verhaalde.

Toen zei ik dus.
'Tsja, ik heb niet stilgezeten. Ik heb twee kinderen.'

Ik heb niet stilgezeten!
Tss.
Wie zegt zoiets?
Was het de supermarkt van mijn jeugd?
Was het Adriaan Morrien?
Wat was in godsnaam in mij geslopen?
Wat het ook moge zijn: eruit ja! En ik wil het nooit meer horen.

1/03/2006

 
Weg

Tot maandag ben ik met vakantie.
Met: musea, wandelingen, 2sterrendiners, hardlooptrainingen, Bach, boek & bos.
Zonder: kinderen. Voor het eerst sinds mijn bestaan als moeder gaan R. en ik zonder kinderen weg.

Zojuist de instructie voor de oppas getypt. Na 5 kantjes ben ik gestopt.

1/02/2006

 
Socratisch gesprek met mijn dochter

-Je gaat zo naar bed.
-Waarom?
-Omdat het bedtijd is.
-Waarom?
-Omdat je moet slapen.
-Waarom?
-Daarom!
-Wat is 'daarom'?
-Dat is...dat is..nou, omdat mamma het zegt.
-Waarom?
-Tsja...
-Chaaa Wat is 'chaaaa'?
-Dat is als je het niet meer weet.
-Waarom?

 

Kerst, vervolg: de mooiste trui die ik nooit kreeg

Na de Irish coffee, die ik maar eens oversloeg voor de verandering, gingen we naar onze opkamer. Daar dronken veel en praatten een beetje. Ik verhaalde over mijn avontuur in de koopgoot, hier in Rotterdam, waar een leiding van de stadsverwarming was gebarsten, net toen ik nog al mijn kerstcadeaus moest inslaan.
'Ik wilde eigenlijk een trui voor R. kopen, maar ik vond het te gevaarlijk om met Felix in de buggy door die rook te lopen', zei ik.
'Heel goed' zei mijn vader. 'Dat is de mooiste trui die R. nooit heeft gekregen.'
Het gesprek kabbelde voort, maar mijn vader nam geen deel meer aan het gesprek. Na een minuut of tien zei hij:
'Dat zou een mooie titel van een boek zijn De mooiste trui die ik nooit kreeg'

We draaiden jazz, goede jazz.
'Dit is een mooi akkoord' zei mijn vader.
'Een beetje atonaal', dacht zijn vriendin hardop.
'Tsss. Nee, tuurlijk niet. Atonaal...'
R. had nog wel een keyboard en mijn vader ging ons lesgeven in akkoorden.
Hij speelde en varieerde en legde de crux uit aan de hand van een liedje 'My mamma don't told me'
'Dat liedje ken ik niet' zei ik.
'Ken je dat niet? Iedereen kent dat'
En hij speelde verder, met het keyboard op zijn knieen. En weer een ander lied, meetikkend met zijn voet. Ik googelde ondertussen, maar ook google kende 'My mamma don't told me' niet. Dat mocht de pret niet drukken. Mijn vader speelde en wij dronken.

De volgende dag, bij het afscheid zei ik tegen mijn vader dat ik het erg gezellig had gevonden en dat ze snel weer een keer moesten komen logeren.
'Ja, maar niet te snel' zei hij, en liep voorovergebogen naar zijn auto, zijn autosleutel vasthoudend als een zaklantaarn.

Het was misschien wel mijn beste kerst ooit.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?