<$BlogRSDUrl$>

8/30/2005

 
De man op de fiets

De man op de fiets kwam ons tegemoet. Hij reed met de zon in zijn rug waardoor ik zijn gezicht niet kon zien. Ik zag alleen zijn contouren. Met een kaarsrechte rug fietste hij statig door de boslaan.

Toen hij dichterbij kwam, zag ik dat hij hoogbejaard was. Hij droeg op deze zomerse dag een bruin kostuum. Alle knopen van zijn colbert waren dichtgeknoopt. Daarover droeg hij een bruine overjas, die openhing.

Met elke trap die hij ons nu naderde, verloor hij meer van zijn statigheid. Zijn benen waren stram. Hij kneep hard in het stuur en nog stuurde hij onzeker.

Maar dat was het niet waar mijn oog aan bleef haken.

Opvallend waren zijn oren. Die waren behoorlijk groot en stonden wijd af van zijn hoofd. Het zonlicht scheen door zijn oren en straalde ze doorschijnend roze. Door het tegenlicht bleef zijn gezicht een grijze vlek voor me, wat het contrast met de gloeiende oren nog groter maakte.

Statig werd stram werd broos.

Ik wilde de man met de brandende oren begroeten. Iets aardigs zeggen. Dat hij het toch maar mooi klaarspeelde. Of dat het een mooie dag was. Maar ik wist niet goed wat te zeggen en bovendien was ik bang dat een opmerking hem uit zijn concentratie zou halen. Dan zou hij van zijn fiets vallen, een heup breken en doodgaan.

Ik heb nog wel vriendelijk geknikt, maar dat zag hij niet.

8/09/2005

 
En weer even terug van blogvakantie

Op een nachtelijk uur op een doordeweekse dag zat ik in de trein op weg naar huis. Buiten mij vonden weinig mensen het nodig om 's nachts van Maastricht naar Rotterdam te reizen. Pas na twee stops kwam er nog iemand mijn coupe binnen, een slungelige Marokkaan. Hij ging schuin tegenover mij zitten aan de andere zijde van het gangpad. Hij krabde voortdurend aan zijn kruis, onderwijl mompelend in zichzelf. Soms spuugde de woorden uit, in het Frans. Hij was boos. Waarom en waarop weet ik niet, maar dat hij boos was, begreep ik wel.

Ik probeerde niet te kijken. Anoniem staren werkt het beste in zulke situaties, is mijn devies. Toen onze blikken toch kruisten, trok hij zijn rechter neusgat op en bracht zijn kin met een klein knikje iets omhoog. Hij gromde niet, maar zo zag het er uit.

Weer staarde ik wat in de donkere ramen, die niets van het landschap verrieden. Ik zag alleen zijn weerspiegeling.

Hij kwam dichterbij me zitten, aan mijn zijde van het gangpad. Het mompelen was nu definitief overgegaan in schelden op de wereld. Of op mij, dat wist ik niet. Ik keek nog steeds uit het raam.

Mijn kennis van de franse taal is stuitend slecht, maar zelfs ik begreep dat hij me gebood hem aan te kijken. 'Ik vraag je wat ja', dacht ik te verstaan. Hij vroeg waar hij cocaine of, als ik dat niet wist, heroine kon krijgen in Rotterdam. Ik moest hem dat antwoord schuldig blijven, wat weer een woede-aanvalletje triggerde.

Eerst hief hij zijn handen ten hemel. Daarna bracht stak hij de linkerduim achter zijn broeksband. Tussen zijn platte buik en de broeksband ontstond een groot gat. Hij liet zijn rechterhand in zijn broek zakken en graaide.

'Weer zo een die zijn lul wil laten zien' ging door mij heen. Ik liet mijn ogen nogmaals langs alle banken van de de coupe dwalen of ik niet ergens hulp van kon verwachten, maar ik wist dat die poging ijdel was. Ik was alleen.

Hij graaide in zijn onderbroek. Zijn lange arm kwam tevoorschijn. In zijn ranke handen stelde hij echter niet zijn lid ten toon, zoals ik had verwacht. Tussen zijn vingers door gevlochten zaten bankbiljetten. Allemaal briefjes van honderd euro.

Hij smeet die briefjes op mij. Hij schreeuwde iets over hoer en dat ik al het geld kon houden als ik hem niet geloofde. Toen ik aanstalten maakte om de briefjes op te pakken en aan hem terug te geven, werd hij nog woester. Dat geld was voor mij. Hij grabbelde nogmaals in zijn onderbroek en kwam met een nieuwe lading briefjes. En nogmaals.

Nu zat ik in het hoekje van het vierzitsmeubel in een stille trein, bezaaid onder de briefjes van honderd die zojuist nog bij hem in zijn onderbroek hadden gezeten.

Ik wachtte tot hij was uitgeraasd. Voorzichtig, alsof ik postzegels met een pincet oplichtte, pakte ik de biljetten een voor een op. Ik maakte er een stapeltje van en legde die op het tafeltje en zei de enige woorden die ik beheers in het Frans: 'Non Merci.'

Zo waardig en zelfverzekerd als mogelijk verliet ik de coupe, op zoek naar mede-reizigers, die er niet bleken te zijn.

In Rotterdam zag ik hem weer op het station en ik besloot een taxi naar huis te nemen.

8/03/2005

 
Even terug van blogvakantie

Op de fiets bespraken Marije en ik onze beperkte ambitie van die avond. Een biertje drinken in een rustige kroeg. Meer niet. Op tijd naar huis. Zo was het. Op dat moment slikte ik een vlieg door. Hij zat te ver in mijn keel om nog te kunnen uitspugen.

We begonnen bij cafe de Schuiver, een kroeg waar de muziek zacht staat, als er al muziek wordt gedraaid. Er klinkt alleen jazz. Mijn eerste biertje dronk ik gulzig, om die vlieg weg te spoelen. Toen een enorme vrouw per ongeluk de meubels aan haar rechterzijde omduwde, vonden wij het tijd om naar een volgende kroeg te gaan.

Het werd de Bohemien, waar we in gesprek kwamen met Nico, Aad en Peter, mannen van net in de zestig die respectievelijk een leven als uitsmijter bij een bordeel, taxi chauffeur en friettenthouder achter de rug hadden. Peters friettent had op de Kaap gestaan. Wij meenden dat hij ergens in Afrika had gefrituurd, maar later, veel later, in een volgende kroeg zou blijken dat de Kaap een straat is in Rotterdam Zuid. Nico had half lang haar dat met vet achterover was gekamd. Hij droeg een grote bril met gouden montuur en rookte onophoudelijk jointjes, die wij ook de hele avond aangeboden kregen.

De Bohemien sloot, maar ik mocht wel even kolven in het voorraadhok van de barman. Marije praatte wat met hem terwijl hij de boel opruimde. We verhuisden naar een nog foutere kroeg, twee deuren verderop. Daar stond een travestiet achter de bar. Onze vrienden zaten in een hoek te pokeren. Marije en ik zeiden gedag en bestelden een biertje aan de bar. Marije rekende af en stond nu schouder aan schouder met een lange slungel die net een jointje aan het draaien was. Hij had meer oog voor haar portemonnee dan voor zijn jointje: 'so he, daar zit veel geld in. Ga maar naar boven, daar vind je misschien wel rijke mannen. '

Er werd goede muziek gedraaid. Ik had zin om te dansen en kreeg een knipoog van de vrouw achter de toog, van wie het onduidelijk was of ze een travestiet was of een vrouw die er wat mannelijk uitzag. Toen kwam er een man de dansvloer op die zich opdrong. Onze subtiele gebaren om hem af te poeieren werden niet gehonoreerd. Hij bleef plakken. Wij gingen zitten. De man was beledigd. Wilden wij niet met hem dansen. Nee inderdaad. Maar wij waren mooie meisjesss, heel mooie meissjess. Hij begon steeds hitsiger te doen en toen zeiden we dat hij echt moest oprotten. Hij pakte mij vast bij mijn polsen en zoende me. Hij richtte op mijn mond, maar ik kon mijn hoofd nog net wegdraaien en voelde zijn tong over mijn wang gaan.

Ha! maar dan had hij niet op onze nieuwe vrienden gerekend, Nico, Aad en Peter. De man taaide meteen af en ging in een hoekje op een kruk zitten, alsof hij straf had. We waren het pokerteam dankbaar voor de reddingsoperatie en dronk er een met hen. En nog een. Ze zeiden af en toe wat, maar legden het kaartspel niet stil voor ons.

'De Indiaan' voegde zich later nog bij ons, de barkeeper van de Bohemien, een vriendelijke beer. De hele avond stond een man met een zonnebril met gerookte glazen achter hem.
We doopten hem 'de impressario' en riepen af en toe iets naar hem. Hij lachte wel, maar het was onduidelijk of hij ons begreep en of hij uberhaupt de nederlandse taal machtig was. De hele avond heeft hij zwijgend, bijna plechtig achter de Indiaan gestaan.

Rond een uur of vier vertrok de enge man. Wij wachtten nog even tot de kust echt veilig was en om vijf uur stapten wij op de fiets. We vielen twee maal.

Mijn teen is minstens gekneusd. Blauw, dik en pijnlijk. Mijn elleboog geschaafd. Mijn vingers open. Stigmata van een goede avond.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?