<$BlogRSDUrl$>

4/29/2005

 
Telefoongesprek met mijn vader

'Je hebt een kleinzoon'
'Gefeliciteerd. Is het goed met je? En met hem?'
'Met mij is het uitstekend. En met Felix ook'
'Felix? Hoe schrijf je dat? Aha. Felix dus. Weer zo'n rare naam.'

4/20/2005

 
Verslag

Donderdag. Het chagrijnen over mijn lange draagtijd vaarwel gezegd en ik besluit dat ik optimaal ga genieten van mijn hoogzwangerschap. Eindelijk het Chabot museum bezocht met daarna een goede lunch buitenshuis.
Vrijdag naar een tentoonstelling in het wereldmuseum. Hedendaags Marokkaanse ontwerpers in mode, meubels en sieraden.
Zaterdagavond naar de film. Met dikke buik tot half een in het cafe gezeten.
Zondag. Wat bezoek, bad, mooie boeken.

Maandag. Ik geloof niet meer dat mijn baby er ooit nog uit zal komen. Ik sta op mijn gemak op, koop een krant en wat blaadjes en ga in een mooi cafe op mijn gemak koffiedrinken en besluit dat het leven zo heel aangenaam is, zo zonder moeten. En doe nog maar een verse jus.

Maandagnacht, half een 's nachts. Ik voel een emmer lauw water tussen mijn benen: mijn vliezen zijn gebroken. Ik schud R. wakker: het gaat gebeuren. Ik ben eerder opgewonden dan bevreesd. Ik stuur R. naar de logeerkamer, ik vermoed dat ik hem later deze dag nog veel harder nodig zal hebben. De weeen beginnen flauw op gang te komen, maar puffen is nog niet nodig. De weeen komen geleidelijk op, pieken met wat steken in de onderbuik en zakken dan weer snel af. Het is goed te doen.

Rond half drie worden de weeen sterker. Ik geniet van de rust in huis en voel me sterk. Na verloop van tijd ga ik zappen en zie alleen maar lelijke vrouwen voorbijkomen die de kijker volgens fantasieloze porno-formats willen verleiden tot sms-en/ chatten en webcammen. De goedkope aanprijzingen van de brunettes en blondines vormen het grootst denkbare contrast met mijn gevoel op dat moment: aards, overweldigd en gesterkt door oerkrachten. Ik zet de tv. uit. In de nachtstilte puf ik de weeen geluidloos weg terwijl ik over het stilstaande water voor ons huis kijk.

Om half vijf maak ik R. wakker. Lena wordt opgehaald door mijn broer. Met de binnenkomst van mijn broer verdwijnen mijn weeen accuut: het veilige gevoel is even verstoord. Maar als Lena dan in goede handen is, en als R. en ik het huis weer voor ons alleen hebben, nemen de weeen snel toe. Oja, zo was het. R. doet precies wat hij moet doen en, net zo belangrijk, wat hij moet laten.

We bellen de verloskundige om half acht ' s ochtends. Nee, het is nog niet heel heftig, maar misschien moet ze toch even polshoogte komen nemen, want frequentie en hevigheid van de weeen nemen rap toe. Ja, zo rond half negen- kwart voor negen is prima. Tot dan.

Op dat moment worden de weeen mijn wereld. Ik zie, hoor, voel niets anders meer. Het ritme van de weeen bepaalt alles. Een wee begint bij mijn stuitje. Verspreidt zich tegelijk omhoog en omlaag, naar voren en naar achteren, tot in mijn benen. Overal hevige kramp. Pijn. Steken. Voor de beenweeen was mijn cursus puffen niet toereikend. Accute kramp, en dat om de vier minuten.

Ik begin te vloeken tijdens de weeen. Mijn nekharen worden nat. Het doet pijn, zo verdomde pijn. R. puft met me mee en masseert mijn benen, doet wat hij kan. Maar het is niet meer genoeg. Wat een pijn. En ik weet dat dit nog maar het begin is. Vorige keer deed ik er 26 uur over. Ik ben pas net bezig. Dit gaat nog 16 uur zo door, deze pijn. En waar blijft verdomme die verloskundige.

De bel. R. puft eerst een wee met mij weg en sprint dan naar beneden. De verloskundige kijkt het eerst even aan, om te kijken of ik 'goede weeen' heb. Een golf van pijn komt over me heen. Haar commentaar: 'dit zijn goede weeen.' Ze toucheert me. Die term is misleidend, wist ik van mijn vorige bevalling. Toucheren suggereert iets strelends, iets vlinderzacht aanraken. Ik bereid me voor op haar loodgietershandeling om vast te stellen hoe ver de ontsluiting op gang is.
'Je hebt 5 cm. We gaan naar het ziekenhuis.'

Tussen de weeen, die nu om de twee minuten komen, kleed ik me met hulp van R. aan. Tien minuten en vijf weeen later heb ik mijn bh en mijn broek aan, bijna klaar voor vertrek naar het ziekenhuis. Dan komt er weer een wee. Ik schreeuw niet maar ik kerm. Ik voel persdrang. Dat is zoiets als moeten poepen maar dan met een oerkracht die je niet kunt tegenhouden. Het moet eruit, en wel nu.

De verloskundige is gealarmeerd. 'Ik wil nog even toucheren voor we de auto instappen. Ik wil zeker weten hoever je bent.'
Ik spreid mijn benen en voel haar hand naar binnen gaan.
Ik kerm dat ik pijn heb en dat ik het nooit ga volhouden.
'Je hebt volledige ontsluiting. Ik voel de haartjes al. We halen het ziekenhuis niet meer. We gaan hier bevallen.'

In 5 weeen heb ik dus 5 cm ontsluiting. Bij mijn vorige bevalling deed ik daar zo'n 20 uur over, nu 10 minuten. Hier had ik nooit op gerekend. Ik dacht dat deze pijn nog maar het begin was.

Het is 09.00 uur. Ik hang om, op, tegen R., die mij helpt de persweeen weg te puffen en die zegt dat ik het fantastisch doe. Ik heb pijn. Alles brandt, steekt. Ik voel, hoor, weet niets anders dan die pijn, wat een pijn.

'We gaan nu op het bed'
'Nee, dat kan niet meer'
'Ja wel, we gaan nu op bed'
R. en de verloskundige helpen mij op bed.
'Je mag persen'
Ik gil het uit.
'Met gegil is nog nooit een kind ter wereld gekomen. We gaan nu beheerst persen.'
R. assisteert. 'Ogen open, kin op de borst'
Oja. Zo was het.
Heel beheerst, geheel volgens de instructies van de verloskundige pers ik met alles wat ik in me heb.
'Stop. Het hoofdje is er al. Op de volgende wee weer persen'
Ik stop. Alles staat strak, doet pijn, schrijnt.
Met de volgende wee pers ik beheerst. De verloskundige wrikt aan het hoofdje om het schoudertje eruit te wurmen.
'Nog een beetje, pers nog een beetje'
Het kindje floept naar buiten.
'Het is een jongetje, het is een jongetje' roept R. uit.
Ik sluit mijn ogen. De verloskundige legt het jongetje, bebloed en nog met navelstreng, op mijn borst.
'Hoe gaat hij heten?'
'Felix'

Felix is op 12 april om 09.10 uur geboren.

4/08/2005

 
Dagboek van een uitgetelde (2)

Inmiddels puilt mijn buik zo uit, dat de huid rondom mijn navel bijna doorschijnend is. Ik weet dat ik eruit zie als een Michelin vrouwtje. Dat ik loop als een waggelend eendje. Een eendje met worstvingertjes, bubbelzakjes waar ooit mijn enkels zaten en een opgeblazen kop.
Het feit dat iedereen maar blijft volhouden hoe mooi/ vruchtbaar/ geweldig/ uitgerust/ goed ik eruit zie, maakt het alleen maar verdachter. Maar daar trekt men zich niets van aan. Men blijft mij opbeuren. En die pogingen, hoezeer tot mislukken gedoemd, waardeer ik ook wel weer.

Er zijn nu 40 weken verstreken in de moederschoot en baby-in-wording vindt het nog altijd genoeglijk in mijn buik. Tot nu toe heb ik een zeer onbezorgde zwangerschap beleefd, zeker voor een milde hypochonder als ik ben.

Maar gisteren ging het opeens mis. Ik voelde de baby niet, of veel minder. In plaats van schoppen en stompen, beperkte de baby zich tot strelen, als ik hem al voelde. Hij wekte me niet meer 's nachts met zijn geschop tegen mijn ribben. Nooit gedacht dat ik me zou beklagen over het feit dat hij me 's nachts liet doorslapen.

En vanochtend voelde ik even een aai, maar weer geen geschop. Tegen de middag had ik nog steeds geen voetje uit mijn buik zien steken. Tijd om de verloskundige te bellen. Die meteen kwam.

Verloskundige: Hartje doet het goed. Ja, hartslag is een beetje aan de lage kant, maar prima.
Zeg ik: Maar hij doet het nog.
Denk ik: 'Aan de lage kant'. Ze probeert geen paniek te zaaien. Dat kindje gaat dus dood.

Verloskundige: Ga voor de zekerheid toch maar naar het ziekenhuis. Waarschijnlijk is er niets aan de hand, maar ik wil dit zeker weten.
Zeg ik: OK, voor de zekerheid
Denk ik: Die stuurt me niet zomaar door. Zij denkt ook dat het niet goed is. Hij gaat dood, hij gaat dood.

In het ziekenhuis een hartfilmpje & echo laten maken.
Zie nu wel, die hartslag is veel te laag. Zou tussen de 120-160 moeten zijn, zeiden ze. Hij schommelt rond de 118. Dit is niet goed. Dit is niet best.
De arts komt na 45 min aan de 'CTG' om te zeggen dat de baby het nog prima naar zijn zin heeft in mijn warme buik, de uitdraai van het apparaatje als bewijs in haar hand. Voor de zekerheid nog even een echo.
Zie nu wel, niets aan de hand.

4/05/2005

 
Telefoongesprek met Oom Otto

- Dag oom Otto, hoe is het met u?

- Niet best, niet best. Het tochtte weer bij cafe Schuttevaer. Bij de eerste zonnestraal denkt iedereen dat het zomer is. Deuren open, bovenlichters open. Dus je zit overal op de tocht. Net als bij mij thuis. Dan laten de mensen de ramen openstaan op de gang en dan waai je weg.
Hoe is dat in jouw huis? Tocht het daar ook zo?

- Nee, wij hebben geen last van tocht.

- Maar jullie hebben wel een raar huis, toch? Sommige architecten zouden aan de tand gevoeld moeten worden. Als jullie de tijd hadden genomen, hadden jullie dit huis toch ook niet gekocht?

- Wij vinden het een fijn en mooi huis, oom Otto. Wij hebben geen spijt.

- Ja, jullie zijn onder druk gezet he? Die makelaars zijn daar zo gekwiekst in. Nu beslissen, er staan kopers in de rij...dat zeggen ze dan. Maar ondertussen staat er natuurlijk niemand in de rij voor zo'n huis, met al die trappen.
En er is ook geen ruime hal he. Vroeger hadden huizen een fijne entree, met een ruime hal. Een gang voor de trap. Bij jullie zit de trap in de kamer. En wat een smalle treetjes. Dat is dus gemaakt voor jonge mensen, maar niet voor ouderen. Man, wat zijn die treetjes smal, vooral in de hoeken. En zo'n scherpe bocht in de trap, het lijkt wel een wenteltrap. Dat is leuk voor in een sprookje, voor in een kasteel, maar niet als je elke dag de trap op moet. Hoe vaak ben je al gevallen?

- Ik ben nog niet gevallen.

- Natuurlijk, ik snap wel dat de architect ruimte wil besparen, want het is een smal huis, bijzonder smal. Hoeveel meter breed?

- Ons huis is 5,5 meter breed.

- Ja, net een pakhuis. Die architecten moeten ze eens de waarheid vertellen. Dat niemand op zo'n raar huis zit te wachten. Dat zal ze leren om het wat ruimer op te zetten. Nu is het allemaal zo'n gepriegel. Neem nu dat dakterras van jullie. Dat gebruik je toch nooit? Dat had veel beter onderdeel van de kamer kunnen zijn. Dan kun je je kont nog een beetje keren. Nu is het allemaal zo ieletjes. Of ze zouden de architect moeten verplichten om zelf in zo'n raar huis te gaan wonen.

- De architect van ons huis woont drie huizen verderop in haar eigen ontworpen huis.

- Haar huis? Is het een vrouw? Tsja.
En die balkons vallen ook al allemaal naar beneden. Er wordt niet meer degelijk gebouwd. Neem nu mijn appartementsgebouw. Iedereen zegt 'prachtig prachtig'. Ja, van buiten. Maar niemand vraagt zich af hoe het is om er te wonen.

- Hoe is het om er te wonen?

- Daar gaat het nu niet om. Daar wil ik helemaal niet op antwoorden. Wat een vragen stel je toch allemaal.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?