5/29/2004
Feestje
Ik weet al maanden dat die bruiloft er aankomt, en toch moet ik nog aan de speech beginnen die ik over enkele uren zal houden aan het bruiloftsmaal. Benen scheren en maskertjes gingen vanochtend voor. Ook belangrijk.
De speech staat nog niet op papier, maar tijdens het forenzen heb ik al wel bedacht hoe het zou moeten gaan. Zo'n beetje. Nu heb ik nog een uur om het precies op te schrijven. Ter inspiratie blader ik wat door de fotoboeken van de tienertijd en kindertijd, wat steken van sentimentaliteit oplevert. Wat een lieve broer.
Een foto van een 12-jarige. Kijk die haren, zijn pony veel te lang, zodat het haar in een scheiding op zijn wenkbrauwen valt. We stelden het beiden lang uit, heet bijknippen van de pony door mamma, want dan liepen we de eerste twee weken weer met een scheef trappetje op ons voorhoofd. Onder het sproetenneusje staat de mond half open, en zie je de wijd uiteenstaande voortanden. Als je goed kijkt, zie je dat hij een kralen ketting draagt. Wat vond je die ketting stoer, toen. Dezelfde ketting zou mijn sjieke grootvader nog een keer doen verzuchten: zit je bij een indianenstam ofzo?
En nu schrijven, die speech.
Ik weet al maanden dat die bruiloft er aankomt, en toch moet ik nog aan de speech beginnen die ik over enkele uren zal houden aan het bruiloftsmaal. Benen scheren en maskertjes gingen vanochtend voor. Ook belangrijk.
De speech staat nog niet op papier, maar tijdens het forenzen heb ik al wel bedacht hoe het zou moeten gaan. Zo'n beetje. Nu heb ik nog een uur om het precies op te schrijven. Ter inspiratie blader ik wat door de fotoboeken van de tienertijd en kindertijd, wat steken van sentimentaliteit oplevert. Wat een lieve broer.
Een foto van een 12-jarige. Kijk die haren, zijn pony veel te lang, zodat het haar in een scheiding op zijn wenkbrauwen valt. We stelden het beiden lang uit, heet bijknippen van de pony door mamma, want dan liepen we de eerste twee weken weer met een scheef trappetje op ons voorhoofd. Onder het sproetenneusje staat de mond half open, en zie je de wijd uiteenstaande voortanden. Als je goed kijkt, zie je dat hij een kralen ketting draagt. Wat vond je die ketting stoer, toen. Dezelfde ketting zou mijn sjieke grootvader nog een keer doen verzuchten: zit je bij een indianenstam ofzo?
En nu schrijven, die speech.
5/28/2004
Vliegende rat
In onze beschaving werd de duif bedolven onder louter positieve connotaties. In de bijbel is de duif het teken van nieuw leven. Een mooi plaatje, die duif met dat takje in haar bek om Noach te laten weten dat de zondvloed aan het opdrogen is en dat de ark weer kan gaan aanmeren.
En natuurlijk is de duif het teken van vrede, al zie ik de duif eigenlijk alleen nog in spotprenten als zodanig fungeren.
Maar ergens is het misgegaan met de duif. Ze is gedegenereerd. De duif is nu voor alles een vliegende rat geworden. Ongedierte dat bestreden moet worden. Alle middelen zijn geoorloofd. Levend verbranden. Gif. Lijmstokken. Afschieten, die schijtende grijze plaag.
Als de duif is gedegenereerd, wat is het nieuwe embleem van hoop, vrede, nieuw leven? (En kom niet aan dat in onze geindividualiseerde netwerkachtige geglobaliseerde hyperwereld het nieuwe symbool wel vluchtig, ambigu en multi-interpretabel is en daarom niet kan bestaan).
In onze beschaving werd de duif bedolven onder louter positieve connotaties. In de bijbel is de duif het teken van nieuw leven. Een mooi plaatje, die duif met dat takje in haar bek om Noach te laten weten dat de zondvloed aan het opdrogen is en dat de ark weer kan gaan aanmeren.
En natuurlijk is de duif het teken van vrede, al zie ik de duif eigenlijk alleen nog in spotprenten als zodanig fungeren.
Maar ergens is het misgegaan met de duif. Ze is gedegenereerd. De duif is nu voor alles een vliegende rat geworden. Ongedierte dat bestreden moet worden. Alle middelen zijn geoorloofd. Levend verbranden. Gif. Lijmstokken. Afschieten, die schijtende grijze plaag.
Als de duif is gedegenereerd, wat is het nieuwe embleem van hoop, vrede, nieuw leven? (En kom niet aan dat in onze geindividualiseerde netwerkachtige geglobaliseerde hyperwereld het nieuwe symbool wel vluchtig, ambigu en multi-interpretabel is en daarom niet kan bestaan).
5/26/2004
Het moet niet gekker worden
Tentamentijd, smoezentijd.
- I was ill, very very ill, so I could not take the exam. So, not a bit ill. But seriosly sick.
- Kunt u niet een samenvatting van die boeken geven? Ze zijn zo dik.
- Ik zou een mondeling hebben morgen van 09.00- 09.30, maar dan kan ik niet. Ik kom om 15.00 uur. Ik hoor wel als dat niet schikt.
- Ik kom niet op het tentamen, want dan ga ik naar de wereld motorshow. Ik heb de link bijgevoegd, dus dan kunt u zien dat dit geen smoesje is.
Tentamentijd, smoezentijd.
- I was ill, very very ill, so I could not take the exam. So, not a bit ill. But seriosly sick.
- Kunt u niet een samenvatting van die boeken geven? Ze zijn zo dik.
- Ik zou een mondeling hebben morgen van 09.00- 09.30, maar dan kan ik niet. Ik kom om 15.00 uur. Ik hoor wel als dat niet schikt.
- Ik kom niet op het tentamen, want dan ga ik naar de wereld motorshow. Ik heb de link bijgevoegd, dus dan kunt u zien dat dit geen smoesje is.
5/25/2004
Telefoongesprek met Oom Otto
- En hoe is het met u?
- Nou, niet zo goed. Ik ben vandaag al vijf keer naar de w.c. geweest, voor de grote boodschap dan he. En gisteren, ehh, even kijken hoor, waar had ik dat nu opgeschreven, oja, hier staat het: vier keer maar liefst.
- Ja ja. En bent u nog naar de tennisbaan geweest?
- Ja, daar was een toernooi. Ik was wel wat laat want ik moest me eerst scheren, want die Prins Bernhard kop van mij kon echt niet meer. Sommige lui zeggen dan wel dat het me goed staat, maar dat is natuurlijk geen gezicht, zo'n halve baard. Maar man, dat is een soesa dan, om je te scheren. Die lange haartjes kunnen pijnlijk zijn hoor.
We kabbelden verder tot Tony op bezoek kwam. Mijn onregelmatig hummen volstond voor het de rest van het gesprek.
- En hoe is het met u?
- Nou, niet zo goed. Ik ben vandaag al vijf keer naar de w.c. geweest, voor de grote boodschap dan he. En gisteren, ehh, even kijken hoor, waar had ik dat nu opgeschreven, oja, hier staat het: vier keer maar liefst.
- Ja ja. En bent u nog naar de tennisbaan geweest?
- Ja, daar was een toernooi. Ik was wel wat laat want ik moest me eerst scheren, want die Prins Bernhard kop van mij kon echt niet meer. Sommige lui zeggen dan wel dat het me goed staat, maar dat is natuurlijk geen gezicht, zo'n halve baard. Maar man, dat is een soesa dan, om je te scheren. Die lange haartjes kunnen pijnlijk zijn hoor.
We kabbelden verder tot Tony op bezoek kwam. Mijn onregelmatig hummen volstond voor het de rest van het gesprek.
5/24/2004
Feestartikelen
Binnenkort heb ik een feestje waar ik verkleed voor moet zijn. Mijn outfit was compleet, maar een paar rozen in mijn haar zouden het afmaken. R. had nog een fez nodig, dus we moesten maar eens naar een feestwinkel. De routebeschrijving van een bekende was duidelijk geweest: een zijstraat van de Nieuwe Binnenweg. Na een tijdje dolen, liep in een sigarenzaak binnen. De Rotterdamse middenstander treurde met ons mee, nee die feestartikelenzaak was verdwenen. Maar kenden we Frans Moret dan niet? Ach man, die heeft een winkel...als je daar binnenloopt, is het alleen nog maar lachen.
We volgden de aanwijzingen van de rollende Rotterdammer en kwamen na een half uur lopen uit in Delfshaven. Een dikke man keek ons blij en verwachtingsvol aan: 'welkom!' glom hij. Ik keek rond. Balonnen in de vorm van borsten. Balonnen in de vorm van een penis. Een onderbroek met een lange slurf. Een onderbroek met fluroriserend spermatozoiden. Een kookschort met rubberborsten.
Tussen de oranje pruiken vond ik toch wat ik zocht, en R. wist bovenop een kast ook nog een fez te scoren. 'Maar als je die bloemetjes in je haar doet, moet je dit erbij doen', zei de dikke man, en pakte een bh in de vorm van twee grote Shell schelpen, eveneens versierd met bloemen. Hij hield ze voor mijn borsten. Toen ik geen aanstalten maakte ze over te pakken, kreeg ik een klap op mijn schouders: 'geintje'.
We rekenden af en de man maakte een grapje over de fez. 'Ga je Tommy Cooper spelen?' Hij wachtte niet op ons antwoord. 'Die is doodgegaan op het toneel, weet je dat? Hij trad op in Spanje, in zo'n Resort, en daar kreeg-ie een hartaanval. De mensen dachten dat het een grapje was. Nou, een doodgoeie grap, dat wel.'
Volgens mij had de dikke man geen eigenaar van zaak in feestartikelen willen zijn, maar een clown. Hij kan tevreden zijn. Welbeschouwd was hij nu allebei.
Binnenkort heb ik een feestje waar ik verkleed voor moet zijn. Mijn outfit was compleet, maar een paar rozen in mijn haar zouden het afmaken. R. had nog een fez nodig, dus we moesten maar eens naar een feestwinkel. De routebeschrijving van een bekende was duidelijk geweest: een zijstraat van de Nieuwe Binnenweg. Na een tijdje dolen, liep in een sigarenzaak binnen. De Rotterdamse middenstander treurde met ons mee, nee die feestartikelenzaak was verdwenen. Maar kenden we Frans Moret dan niet? Ach man, die heeft een winkel...als je daar binnenloopt, is het alleen nog maar lachen.
We volgden de aanwijzingen van de rollende Rotterdammer en kwamen na een half uur lopen uit in Delfshaven. Een dikke man keek ons blij en verwachtingsvol aan: 'welkom!' glom hij. Ik keek rond. Balonnen in de vorm van borsten. Balonnen in de vorm van een penis. Een onderbroek met een lange slurf. Een onderbroek met fluroriserend spermatozoiden. Een kookschort met rubberborsten.
Tussen de oranje pruiken vond ik toch wat ik zocht, en R. wist bovenop een kast ook nog een fez te scoren. 'Maar als je die bloemetjes in je haar doet, moet je dit erbij doen', zei de dikke man, en pakte een bh in de vorm van twee grote Shell schelpen, eveneens versierd met bloemen. Hij hield ze voor mijn borsten. Toen ik geen aanstalten maakte ze over te pakken, kreeg ik een klap op mijn schouders: 'geintje'.
We rekenden af en de man maakte een grapje over de fez. 'Ga je Tommy Cooper spelen?' Hij wachtte niet op ons antwoord. 'Die is doodgegaan op het toneel, weet je dat? Hij trad op in Spanje, in zo'n Resort, en daar kreeg-ie een hartaanval. De mensen dachten dat het een grapje was. Nou, een doodgoeie grap, dat wel.'
Volgens mij had de dikke man geen eigenaar van zaak in feestartikelen willen zijn, maar een clown. Hij kan tevreden zijn. Welbeschouwd was hij nu allebei.
5/23/2004
Voornemen
Volgend jaar neem ik de hele maand mei vrij. Dat dagje werken zo af en toe tussen de vrije dagen door zet geen zoden aan de dijk. Niet aan de dijk van mijn vakantie en al helemaal niet aan de dijk van mijn werk. Die laatste was nog harder nodig dan de eerste. Mijn werk dreigt te overstromen en ik zou wel een dijkje kunnen gebruiken, juist nu.
Volgend jaar neem ik dus vrij en mijn tweede voornemen is dat ik wegga. De essentie van op vakantie gaan is namelijk dat je uit de buurt bent van familie en bekenden, schreef Grunberg ooit, maar dan mooier.
Deze meidagen heb ik wel vrij, maar ben ik nooit vrij.
Meimaand is bezoekmaand. Ik word achtervolgd door vrienden en familie. Of nee, ik achtervolg hen. Kraamvisites. Logeerpartijen. Bruiloftvoorbereidingen. Slemppartijen met oude vrienden. Vrijwel altijd is het weerzien aangenaam, vooral achteraf, maar het is geen vakantie. Of Grunberg had het mis en vakantie is vooral dat je er doodmoe van terugkeert op je werk.
Volgend jaar neem ik de hele maand mei vrij. Dat dagje werken zo af en toe tussen de vrije dagen door zet geen zoden aan de dijk. Niet aan de dijk van mijn vakantie en al helemaal niet aan de dijk van mijn werk. Die laatste was nog harder nodig dan de eerste. Mijn werk dreigt te overstromen en ik zou wel een dijkje kunnen gebruiken, juist nu.
Volgend jaar neem ik dus vrij en mijn tweede voornemen is dat ik wegga. De essentie van op vakantie gaan is namelijk dat je uit de buurt bent van familie en bekenden, schreef Grunberg ooit, maar dan mooier.
Deze meidagen heb ik wel vrij, maar ben ik nooit vrij.
Meimaand is bezoekmaand. Ik word achtervolgd door vrienden en familie. Of nee, ik achtervolg hen. Kraamvisites. Logeerpartijen. Bruiloftvoorbereidingen. Slemppartijen met oude vrienden. Vrijwel altijd is het weerzien aangenaam, vooral achteraf, maar het is geen vakantie. Of Grunberg had het mis en vakantie is vooral dat je er doodmoe van terugkeert op je werk.
5/20/2004
Stadse fratsen
Mooi weer om naar het strand te gaan.
Mijn aangetrouwde oom zou wel raad weten met zo'n stadssttrandje. Deze bejaarde oom heeft wat weg van een tuinkabouter. Rond en altijd vriendelijk. Hij heeft al sinds zijn 16e een fietsenwinkel in een dorp met 700 inwoners. En niet zomaar een fietsenwinkel; er is een breed assortiment. Op de toonbank staat een bordje: 'eieren 10 ct per stuk'. Eitjes van zijn eigen kippen. Als deze oom iets tegenkomt wat hem vreemd is, een rare naam voor een nieuw geboren kindje, of een huishoudelijk attribuut wat hem overbodig lijkt, zegt hij steevast 'stadse fratsen'.
Daar moest ik aan denken toen ik het strand aan de voet van de Erasmusbrug zag. Er zouden havenarbeiders moeten werken, je zou er industriele bedrijvigheid moeten zien. Maar al wat het oog nu in strandtijd ontmoet zijn breezers drinkende, patat etende, hipbebrilde stedelingen.
Mooi weer om naar het strand te gaan.
Mijn aangetrouwde oom zou wel raad weten met zo'n stadssttrandje. Deze bejaarde oom heeft wat weg van een tuinkabouter. Rond en altijd vriendelijk. Hij heeft al sinds zijn 16e een fietsenwinkel in een dorp met 700 inwoners. En niet zomaar een fietsenwinkel; er is een breed assortiment. Op de toonbank staat een bordje: 'eieren 10 ct per stuk'. Eitjes van zijn eigen kippen. Als deze oom iets tegenkomt wat hem vreemd is, een rare naam voor een nieuw geboren kindje, of een huishoudelijk attribuut wat hem overbodig lijkt, zegt hij steevast 'stadse fratsen'.
Daar moest ik aan denken toen ik het strand aan de voet van de Erasmusbrug zag. Er zouden havenarbeiders moeten werken, je zou er industriele bedrijvigheid moeten zien. Maar al wat het oog nu in strandtijd ontmoet zijn breezers drinkende, patat etende, hipbebrilde stedelingen.
5/16/2004
Vrijgezellig
De vrijgezellendag van mijn aanstaande schoonzus begon om 14.00 uur. Mijn veertiende vrijgezellendag, wist ik uit mijn hoofd. Dit keer gingen we niet salsadansen, niet paaldansen en ook niet laserquesten. Het programma bestond uit gezamenlijk koken.
Ik zag er nogal tegenop want ik kende, naast de aanstaande bruid, helemaal niemand. Bij het verzamelpunt haalde ik diep adem. Wat was iedereen keurig. Zo verzorgd. Vrouwen met nagellak, schoenen met bijpassende handtassen, lijntjes om hun mond getrokken en zorgvuldig ingevuld met lipgloss, parelmoeren oorbelletjes met bijpassende ketting. Na het kennismakingsrondje bleek de helft zwanger te zijn, en de andere helft nog aan de borstvoeding wat een regelmatige kolf-break in het programma noodzakelijk maakte.
We reden naar het kooklokaal. Ik bestuurde mijn auto en vervoerde twee andere vrijgezellige dames. Mijn bijrijdster wist ongeveer waar het was, maar we hadden het adres voor het huisnummer nodig. 'De uitnodiging voor de vrijgezellendag zit in mijn tas, pak maar even', ze ik. De vriendin van de bruid roerde in mijn tas en haalde een papier tevoorschijn. Ze las voor '"Een heerlijke neukpartij."Is dit wat we moeten hebben?', vroeg ze bijna terloops.
Een vriend van mij is een boek aan het schrijven, en had het eerste hoofdstuk naar mij opgestuurd. De titel van dit hoofdstuk was 'Een heerlijke neukpartij' en dat stond er dan ook in vette letters. Ik probeerde het maar niet uit te leggen.
'Nee, er moet nog een ander papiertje inzitten, in het andere vak van mijn tas', zei ik zo neutraal mogelijk. 'Een heerlijke neukpartij', werd er nog een keer van de achterbank gemompeld. Mijn bijrijdster deed of ze het allemaal niet had gehoord. Ik had mezelf geintroduceerd. De vrijgezellendag kon beginnen.
Ik nam mijn rol aan die ik altijd aanneem in dit soort situaties. Geinteresseerde interviewer. Antropoloog in actie. Participerend socioloog. Ik vroeg een aankomend psychiater naar de belangrijkste ontwikkelingen op haar vakgebied en werd echt wijzer. Minder geklets, meer pillen. Een goede ontwikkeling, leek me. Een communicatiemevrouw legde mij uit wat de bedoeling was achter een grote mediacampagne van een ministerie. Dat had ik er niet achter gezocht.
Op een gegeven moment merkte ik dat ik moest lachen met de mevrouw die mij op de achterbank had betrapt met 'een heerlijke neukpartij'. En daarna had ik het naar mijn zin met Maaike, de stoere brabantse die adrem en leuk bleek te zijn.
Het was geleidelijk gaan, maar ergens had ik mijn interviewrol kennelijk afgelegd, de antropologische studie beeindigd. We dronken bier in de kroeg en ik had het naar mijn zin. Op naar de vijftiende vrijgezellendag.
De vrijgezellendag van mijn aanstaande schoonzus begon om 14.00 uur. Mijn veertiende vrijgezellendag, wist ik uit mijn hoofd. Dit keer gingen we niet salsadansen, niet paaldansen en ook niet laserquesten. Het programma bestond uit gezamenlijk koken.
Ik zag er nogal tegenop want ik kende, naast de aanstaande bruid, helemaal niemand. Bij het verzamelpunt haalde ik diep adem. Wat was iedereen keurig. Zo verzorgd. Vrouwen met nagellak, schoenen met bijpassende handtassen, lijntjes om hun mond getrokken en zorgvuldig ingevuld met lipgloss, parelmoeren oorbelletjes met bijpassende ketting. Na het kennismakingsrondje bleek de helft zwanger te zijn, en de andere helft nog aan de borstvoeding wat een regelmatige kolf-break in het programma noodzakelijk maakte.
We reden naar het kooklokaal. Ik bestuurde mijn auto en vervoerde twee andere vrijgezellige dames. Mijn bijrijdster wist ongeveer waar het was, maar we hadden het adres voor het huisnummer nodig. 'De uitnodiging voor de vrijgezellendag zit in mijn tas, pak maar even', ze ik. De vriendin van de bruid roerde in mijn tas en haalde een papier tevoorschijn. Ze las voor '"Een heerlijke neukpartij."Is dit wat we moeten hebben?', vroeg ze bijna terloops.
Een vriend van mij is een boek aan het schrijven, en had het eerste hoofdstuk naar mij opgestuurd. De titel van dit hoofdstuk was 'Een heerlijke neukpartij' en dat stond er dan ook in vette letters. Ik probeerde het maar niet uit te leggen.
'Nee, er moet nog een ander papiertje inzitten, in het andere vak van mijn tas', zei ik zo neutraal mogelijk. 'Een heerlijke neukpartij', werd er nog een keer van de achterbank gemompeld. Mijn bijrijdster deed of ze het allemaal niet had gehoord. Ik had mezelf geintroduceerd. De vrijgezellendag kon beginnen.
Ik nam mijn rol aan die ik altijd aanneem in dit soort situaties. Geinteresseerde interviewer. Antropoloog in actie. Participerend socioloog. Ik vroeg een aankomend psychiater naar de belangrijkste ontwikkelingen op haar vakgebied en werd echt wijzer. Minder geklets, meer pillen. Een goede ontwikkeling, leek me. Een communicatiemevrouw legde mij uit wat de bedoeling was achter een grote mediacampagne van een ministerie. Dat had ik er niet achter gezocht.
Op een gegeven moment merkte ik dat ik moest lachen met de mevrouw die mij op de achterbank had betrapt met 'een heerlijke neukpartij'. En daarna had ik het naar mijn zin met Maaike, de stoere brabantse die adrem en leuk bleek te zijn.
Het was geleidelijk gaan, maar ergens had ik mijn interviewrol kennelijk afgelegd, de antropologische studie beeindigd. We dronken bier in de kroeg en ik had het naar mijn zin. Op naar de vijftiende vrijgezellendag.
5/14/2004
Bulderend
Veel mensen zouden zeggen dat mijn neef berooid was, op zijn minst. Zijn bedrijf was failliet. Ze hadden nog geprobeerd de verzekering te bewerken, maar het had niet mogen baten dat een vriend hem dronken uit zijn bedrijfsauto had gesleurd toen hij half in de sloot geparkeerd stond en die auto vervolgens elders parkeerde. Het kroos onder de ruitenwissers had hem verraden.
Een grote criminele deal was uit de hand gelopen. Hij zou maximale winst uit een minimaal risico halen, kwestie van vertrouwen, een deal met rooie Gertje, dus dat zou wel goed zitten. Maar rooie Gertje streek het geld op en vanaf dat moment stond mijn neef nr. 1. op de hitlijst van politie en belastingdienst. Met vrouw en drie schoolgaande kinderen moest er plotseling verhuisd worden naar een zuidelijk land. Deze consternatie luidde het begin in van een terugval in zijn cocaine verslaving, ooit opgelopen toen hij een strandtent runde in een ander zuidelijk land, en een continuering van zijn alcoholverslaving, een familiekwaal.
Maar mijn neef Jan zag zijn situatie heel anders. Hij had een nieuwe baan tegenwoordig. Weliswaar nu nog als vertegenwoordiger in de bloemen en planten, maar binnenkort toch zeker mede-eigenaar van ‘Multiflora’, dat was eerder een kwestie van weken dan van maanden. En niemand kon hem niet geloven zolang je in zijn nabijheid was.
Want Jan betovert. Niet vanwege zijn schoonheid, want die is vergaan. Zijn krullen zijn uitgedund, zijn lijf wat vadsig geworden en zijn huid wat pokdalig. Maar die lach. Wat een vette lach. Iedereen weet wanneer Jan binnen is. Hij maakt een grap, slaat de vrouw des huizes op haar kont, trekt een tiener aan zijn haren en buldert zich een weg door het gezelschap.
Jan zou die avond op bezoek komen. Niet via Schiphol, daar werd zijn paspoort gecontroleerd. Hij zou aanvliegen op Frankfurt en daar een autootje huren, was eigenlijk ook veel sneller dan Schiphol en ‘de baas betaalt alles’.
Tegen de tijd dat ik uit mijn werk kwam, zat de kamer van mijn tante vol. Iedereen rookte. Iedereen dronk bier. Rooie Gertje zat aan de imitatie-rotan tafel, verder mijn nicht, haar vriendin en mijn tante.
‘Schoonheid, treed binnen’, riep mijn neef toen ik binnenkwam. Hij stond op, kneep mijn wangen fijn tussen zijn duim en wijsvinger en gaf 6 klapzoenen, en ook nog een plofje in mijn hals. ‘Ben je nu nog steeds geen professor? Je bent de hoop van de familie, dat weet je toch’ en hij lachte, nee, hij bulderde, en iedereen lachte mee.
Rooie Gertje voerde het woord. 'Scheveningen' was niet alles hoor. Het was niet terecht dat hij had moeten zitten. Ja, hij had de knieen gemold van die knul, maar he, dat was ook geen lieverdje, en o.k, die overval was uit de hand gelopen. Nee, hij wilde nooit meer zitten. Gewoon, eerlijk zijn brood verdienen. Maarja, iedereen werkte hem tegen. Belastingen hier, belastingen daar.
‘We gaan uit eten. Ik betaal. Nee, Multiflora betaalt. Wat vinden jullie het beste restaurant van deze stad? Het kan me niet schelen. Niets is goed genoeg voor jullie. We gaan.’
We gingen naar de Chinees. Mijn tante en ik betaalden.
Veel mensen zouden zeggen dat mijn neef berooid was, op zijn minst. Zijn bedrijf was failliet. Ze hadden nog geprobeerd de verzekering te bewerken, maar het had niet mogen baten dat een vriend hem dronken uit zijn bedrijfsauto had gesleurd toen hij half in de sloot geparkeerd stond en die auto vervolgens elders parkeerde. Het kroos onder de ruitenwissers had hem verraden.
Een grote criminele deal was uit de hand gelopen. Hij zou maximale winst uit een minimaal risico halen, kwestie van vertrouwen, een deal met rooie Gertje, dus dat zou wel goed zitten. Maar rooie Gertje streek het geld op en vanaf dat moment stond mijn neef nr. 1. op de hitlijst van politie en belastingdienst. Met vrouw en drie schoolgaande kinderen moest er plotseling verhuisd worden naar een zuidelijk land. Deze consternatie luidde het begin in van een terugval in zijn cocaine verslaving, ooit opgelopen toen hij een strandtent runde in een ander zuidelijk land, en een continuering van zijn alcoholverslaving, een familiekwaal.
Maar mijn neef Jan zag zijn situatie heel anders. Hij had een nieuwe baan tegenwoordig. Weliswaar nu nog als vertegenwoordiger in de bloemen en planten, maar binnenkort toch zeker mede-eigenaar van ‘Multiflora’, dat was eerder een kwestie van weken dan van maanden. En niemand kon hem niet geloven zolang je in zijn nabijheid was.
Want Jan betovert. Niet vanwege zijn schoonheid, want die is vergaan. Zijn krullen zijn uitgedund, zijn lijf wat vadsig geworden en zijn huid wat pokdalig. Maar die lach. Wat een vette lach. Iedereen weet wanneer Jan binnen is. Hij maakt een grap, slaat de vrouw des huizes op haar kont, trekt een tiener aan zijn haren en buldert zich een weg door het gezelschap.
Jan zou die avond op bezoek komen. Niet via Schiphol, daar werd zijn paspoort gecontroleerd. Hij zou aanvliegen op Frankfurt en daar een autootje huren, was eigenlijk ook veel sneller dan Schiphol en ‘de baas betaalt alles’.
Tegen de tijd dat ik uit mijn werk kwam, zat de kamer van mijn tante vol. Iedereen rookte. Iedereen dronk bier. Rooie Gertje zat aan de imitatie-rotan tafel, verder mijn nicht, haar vriendin en mijn tante.
‘Schoonheid, treed binnen’, riep mijn neef toen ik binnenkwam. Hij stond op, kneep mijn wangen fijn tussen zijn duim en wijsvinger en gaf 6 klapzoenen, en ook nog een plofje in mijn hals. ‘Ben je nu nog steeds geen professor? Je bent de hoop van de familie, dat weet je toch’ en hij lachte, nee, hij bulderde, en iedereen lachte mee.
Rooie Gertje voerde het woord. 'Scheveningen' was niet alles hoor. Het was niet terecht dat hij had moeten zitten. Ja, hij had de knieen gemold van die knul, maar he, dat was ook geen lieverdje, en o.k, die overval was uit de hand gelopen. Nee, hij wilde nooit meer zitten. Gewoon, eerlijk zijn brood verdienen. Maarja, iedereen werkte hem tegen. Belastingen hier, belastingen daar.
‘We gaan uit eten. Ik betaal. Nee, Multiflora betaalt. Wat vinden jullie het beste restaurant van deze stad? Het kan me niet schelen. Niets is goed genoeg voor jullie. We gaan.’
We gingen naar de Chinees. Mijn tante en ik betaalden.
5/12/2004
Rijk
Roger Scruton vindt fantaseren over het winnen van de loterij een verschraalde versie, een seculiere versie van de hemel op aarde. Daar zit wat in, herinnerde ik me toen ik me weer eens rijk droomde.
Roger Scruton vindt fantaseren over het winnen van de loterij een verschraalde versie, een seculiere versie van de hemel op aarde. Daar zit wat in, herinnerde ik me toen ik me weer eens rijk droomde.
5/11/2004
Zandman
Mijn dromen zijn zelden prettig. Eerst viel ik vooral. Uit skiliften, van duikplanken, in afgronden. Sinds de geboorte van Lena heb ik een uitgebreider repertoire. Ik zie Lena verdrinken. Ik probeer haar te redden. Ik vis haar op uit het water, sla haar op haar ruggetje. Het water komt in golven uit haar levenloze lijfje. Te laat. Of Lena glipt tussen twee spijlen door om vervolgens in een onmetelijke afgrond te donderen. Ik zie hoe zij zich langzaam tussen de spijlen wringt en kijk verstijfd toe, ik kan niet in beweging komen om haar te redden.
En gisteren droomde ik dat mijn vriendin Mia dood was. Het was net gebeurd. Ik wist het wel, maar ik vergat het iedere keer. Dan was ik aan het werk, of in huis aan het rommelen en opeens realiseerde ik me weer: ze is dood, ze is echt dood. Om het weer te vergeten.
En vanavond, zandmannetje, wil ik een keer minder sterk spul. Glooiende landschappen, een bloemetje hier, een konijntje daar en als zich al mensen in mijn universum bevinden, zijn ze lief, gezond, zorgeloos en gelukkig. Voor één nachtje, toe, zandman?
Mijn dromen zijn zelden prettig. Eerst viel ik vooral. Uit skiliften, van duikplanken, in afgronden. Sinds de geboorte van Lena heb ik een uitgebreider repertoire. Ik zie Lena verdrinken. Ik probeer haar te redden. Ik vis haar op uit het water, sla haar op haar ruggetje. Het water komt in golven uit haar levenloze lijfje. Te laat. Of Lena glipt tussen twee spijlen door om vervolgens in een onmetelijke afgrond te donderen. Ik zie hoe zij zich langzaam tussen de spijlen wringt en kijk verstijfd toe, ik kan niet in beweging komen om haar te redden.
En gisteren droomde ik dat mijn vriendin Mia dood was. Het was net gebeurd. Ik wist het wel, maar ik vergat het iedere keer. Dan was ik aan het werk, of in huis aan het rommelen en opeens realiseerde ik me weer: ze is dood, ze is echt dood. Om het weer te vergeten.
En vanavond, zandmannetje, wil ik een keer minder sterk spul. Glooiende landschappen, een bloemetje hier, een konijntje daar en als zich al mensen in mijn universum bevinden, zijn ze lief, gezond, zorgeloos en gelukkig. Voor één nachtje, toe, zandman?
Van de catwalk naar de bedrijfskantine
Dan zie ik een meisje, of nee, een vrouw met mijn figuur. Met leuke kleren aan. Een lekker bloesje met een model broek dat precies goed is. In ieder geval van die kleren die ik nooit in de winkel zie. Die er misschien wel hangen, maar waarvan ik nooit zou overwegen om ze uit de rekken te trekken.
Dan zou ik wel op haar af willen stappen: 'Inleveren. Nu. Ik vergoed de dagwaarde, of nee, niet zeuren, de nieuwprijs en dan praten we nergens meer over'.
Sinds kort weet ik dat er mensen zijn die dat ook echt zo doen. Mijn vriend heeft het al twee maal meegemaakt. Een keer in de VS, dus dat telt niet. Maar laatst ook op zijn werk gewoon in Nederland. Hij had een mooi overhemd aan waarvan mijn collega zou zeggen 'quasi formeel.' Een medebewoner van het bedrijfsverzamelgebouw nam mijn vriend op en zei: 'kan ik 'm kopen? 100 euro. Wisselen we even op het herentoilet.'
Als ik een kledinglijn had, wist ik het wel. Mannequins op de catwalk zijn uit. Op de stoep, in de bedrijfskantines, aan de bar en in de trein met die lieden.
Dan zie ik een meisje, of nee, een vrouw met mijn figuur. Met leuke kleren aan. Een lekker bloesje met een model broek dat precies goed is. In ieder geval van die kleren die ik nooit in de winkel zie. Die er misschien wel hangen, maar waarvan ik nooit zou overwegen om ze uit de rekken te trekken.
Dan zou ik wel op haar af willen stappen: 'Inleveren. Nu. Ik vergoed de dagwaarde, of nee, niet zeuren, de nieuwprijs en dan praten we nergens meer over'.
Sinds kort weet ik dat er mensen zijn die dat ook echt zo doen. Mijn vriend heeft het al twee maal meegemaakt. Een keer in de VS, dus dat telt niet. Maar laatst ook op zijn werk gewoon in Nederland. Hij had een mooi overhemd aan waarvan mijn collega zou zeggen 'quasi formeel.' Een medebewoner van het bedrijfsverzamelgebouw nam mijn vriend op en zei: 'kan ik 'm kopen? 100 euro. Wisselen we even op het herentoilet.'
Als ik een kledinglijn had, wist ik het wel. Mannequins op de catwalk zijn uit. Op de stoep, in de bedrijfskantines, aan de bar en in de trein met die lieden.
5/10/2004
Dineren met Oom Otto
'Halló, ben jij het?', kraakte het door de intercom. Ik duwde de zwaar eiken voordeur open en kwam in het trappenhuis dat je het idee geeft dat je in een vooroorlogs rusthuis bent beland, maar het is een huis voor alleenstaande mannen van alle leeftijden. De entree is wat bedompt, maar het trappenhuis is wijds opgezet, een zithoekje aan de linkerkant, van alle kanten lichtinval en een boomplant die met touwtjes langs de trapleuning van drie etages wordt geleid. Het gebrandschilderde raam geeft rode en blauwe vegen op het lichte marmer.
Ik wilde eerst met de lift gaan, maar ik koos voor de trap omdat ik wist dat oom Otto me terecht zou wijzen als ik met die 'jonge benen' van me zou lui was om de lift te nemen.
'Zo, jij bent wel erg op tijd', was het welkom in zijn kleine appartement. Hij was bezig zijn schoenen aan te doen. Een precisie karwei, want hij heeft gedeformeerde voeten, zoals hij later in het gesprek zou zeggen. 'Ja, gedeformeerd. Sommige lui willen dat niet horen. Die denken nog steeds dat ze als balletdanseres het Zwanenmeer kunnen dansen, maar ik zeg het maar liever zoals het is.'
Eerst mijn jas uit. Wat was het weer warm hier. Ik keek niet eens meer naar inrichting, of het gebrek daaraan. De eerste keer was ik geschokt. Deze taferelen had ik alleen nog maar op t.v. gezien, waar een t.v. presentator bij een zonderling op bezoek ging. Nu keek ik er overheen, en zag dat het redelijk opgeruimd was.
De kamer is zes bij vijf. Aan het raam staat een keukentafel dat dienstdoet als bureau. De stoel links naast de tafel is versleten. Oom Otto heeft deze stoel van zijn toenmalige hospita, zo'n 50 jaar geleden, meegekregen toen hij bij haar wegging. De andere stoel heeft een rechte leuning. De skai bekleding hangt in reepjes af van de leuning. Zijn bureau ligt vol paparassen. Keurig geordend, met touwtjes of verteerde elastiekjes bijelkaar gehouden. Verder staat er nog een bed in het kamertje. Meer kan er ook niet in want het is volgebouwd met tassen, dozen, ordners, koffers. Er is nog net een kleine doorgang van de voordeur naar zijn bureau. In 75% van het oppervlakte van zijn kamer kan hij geen stap zetten.
Ik bleef staan. Mijn oom zat op zijn douchestoel, de andere twee stoelen waren bezaaid met folders, boekjes en papieren. Oom Otto pakte het stapeltje van de stoel op om plaats te maken voor mij, maar wist niet waar hij het zou laten. Hij legde het op de hoek van zijn bureau. Ik wurmde me door de tassen en dozen door naar de zojuist vrijgemaakte stoel en stootte daarbij een ordner om die tegen de tafelpoot leunde. '1979' stond er op de vergeelde omslag.
(wordt vervolgd)
'Halló, ben jij het?', kraakte het door de intercom. Ik duwde de zwaar eiken voordeur open en kwam in het trappenhuis dat je het idee geeft dat je in een vooroorlogs rusthuis bent beland, maar het is een huis voor alleenstaande mannen van alle leeftijden. De entree is wat bedompt, maar het trappenhuis is wijds opgezet, een zithoekje aan de linkerkant, van alle kanten lichtinval en een boomplant die met touwtjes langs de trapleuning van drie etages wordt geleid. Het gebrandschilderde raam geeft rode en blauwe vegen op het lichte marmer.
Ik wilde eerst met de lift gaan, maar ik koos voor de trap omdat ik wist dat oom Otto me terecht zou wijzen als ik met die 'jonge benen' van me zou lui was om de lift te nemen.
'Zo, jij bent wel erg op tijd', was het welkom in zijn kleine appartement. Hij was bezig zijn schoenen aan te doen. Een precisie karwei, want hij heeft gedeformeerde voeten, zoals hij later in het gesprek zou zeggen. 'Ja, gedeformeerd. Sommige lui willen dat niet horen. Die denken nog steeds dat ze als balletdanseres het Zwanenmeer kunnen dansen, maar ik zeg het maar liever zoals het is.'
Eerst mijn jas uit. Wat was het weer warm hier. Ik keek niet eens meer naar inrichting, of het gebrek daaraan. De eerste keer was ik geschokt. Deze taferelen had ik alleen nog maar op t.v. gezien, waar een t.v. presentator bij een zonderling op bezoek ging. Nu keek ik er overheen, en zag dat het redelijk opgeruimd was.
De kamer is zes bij vijf. Aan het raam staat een keukentafel dat dienstdoet als bureau. De stoel links naast de tafel is versleten. Oom Otto heeft deze stoel van zijn toenmalige hospita, zo'n 50 jaar geleden, meegekregen toen hij bij haar wegging. De andere stoel heeft een rechte leuning. De skai bekleding hangt in reepjes af van de leuning. Zijn bureau ligt vol paparassen. Keurig geordend, met touwtjes of verteerde elastiekjes bijelkaar gehouden. Verder staat er nog een bed in het kamertje. Meer kan er ook niet in want het is volgebouwd met tassen, dozen, ordners, koffers. Er is nog net een kleine doorgang van de voordeur naar zijn bureau. In 75% van het oppervlakte van zijn kamer kan hij geen stap zetten.
Ik bleef staan. Mijn oom zat op zijn douchestoel, de andere twee stoelen waren bezaaid met folders, boekjes en papieren. Oom Otto pakte het stapeltje van de stoel op om plaats te maken voor mij, maar wist niet waar hij het zou laten. Hij legde het op de hoek van zijn bureau. Ik wurmde me door de tassen en dozen door naar de zojuist vrijgemaakte stoel en stootte daarbij een ordner om die tegen de tafelpoot leunde. '1979' stond er op de vergeelde omslag.
(wordt vervolgd)
5/07/2004
Conventies
De altijd drukke professor kwam bij ons zitten, buiten in de zon waar ieder achter zijn vaste lunchmenu zat.
'Hoe is het', zei ik bijna terloops als begroeting tegen hem.
Hij, met een uitdrukking die tegelijkertijd vragend en geschrokken was: 'Hoezo? Waarom vraag je dat?' Hij vroeg nog net niet: 'Wat moet je van me dan?'
'Het was zomaar een zinnetje, ter opening van een gesprek, een eventueel gesprek.'
'Aha. Zo doe jij dat.'
Was deze conventie hem echt vreemd? Ik moest lachen. 'Ja, zo doen gewone stervelingen dat.'
Daarna hadden we een prettig gesprek, misschien wel het langste en meest persoonlijke dat ik ooit met hem heb gevoerd in de bijna drie jaar die ik hier werk, al zegt dat ook weer niet zoveel.
De altijd drukke professor kwam bij ons zitten, buiten in de zon waar ieder achter zijn vaste lunchmenu zat.
'Hoe is het', zei ik bijna terloops als begroeting tegen hem.
Hij, met een uitdrukking die tegelijkertijd vragend en geschrokken was: 'Hoezo? Waarom vraag je dat?' Hij vroeg nog net niet: 'Wat moet je van me dan?'
'Het was zomaar een zinnetje, ter opening van een gesprek, een eventueel gesprek.'
'Aha. Zo doe jij dat.'
Was deze conventie hem echt vreemd? Ik moest lachen. 'Ja, zo doen gewone stervelingen dat.'
Daarna hadden we een prettig gesprek, misschien wel het langste en meest persoonlijke dat ik ooit met hem heb gevoerd in de bijna drie jaar die ik hier werk, al zegt dat ook weer niet zoveel.
5/06/2004
Telefoongesprek met Oom Otto
- Hoe is het met u, oom Otto?
- Ik ben de boel aan het uitmesten. Ik moet allerlei dingen beslissen en dat vind ik moeilijk.
- Wat bent u aan het uitzoeken dan?
- Ik heb hier een schap vol brochures van 'De Kok' uit Leeuwarden. Reizen voor alleenstaanden. Ik vind dat heel mooie brochures. Ze gaan tot 1996. Daarna is mijn administratie kennelijk in het ongerede geraakt, want daarna heb ik niets meer.
- En u denkt erover om deze stapel weg te gooien?
- Misschien wel ja. Maar ik vind het zo fijn om ze door te kijken. Dan reis ik toch een beetje. Hier bijvoorbeeld. 1995. Een reis naar Indonesie. 27 dagen: 5.000 gulden. Nouja, eigenlijk 6.000, want het is 5.900 gulden om precies te zijn. Dat doen ze altijd zo slim he, het liefst nog 999,99.
- Ik denk dat die prijzen en bestemmingen inmiddels flink zijn aangepast.
- Dus jij vindt dat ik alles zo maar weg moet donderen...
- Ja, ik vind dat wel een goed idee.
- Ik denk erover na. Ik zal het er ook nog even met Jan over hebben, die heeft altijd wel goede ideeen over dit soort zaken.
- Hoe was uw logeerpartij eigenlijk?
- Ik ben niet gegaan. Ik was te moe van al die voorbereidingen.
- Wat jammer.
- Dat is helemaal niet jammer. Het was een goede beslissing. Ik heb er niets aan om mezelf over de rooie te jagen. Wat wel belangrijk is: ik moet woensdag naar de orthopedisch chirurg. Al om half tien. 's Ochtends.
- Wat zijn uw klachten?
- Nou, die kop van mijn heup, waar ze die pennen doorheen hebben gedouwd, dat gaat rafelen en rammelen. Nee, al die artsen willen manager worden. Opereren kunnen ze niet meer. Ik zal het ziekenhuis eens zeggen dat ze mijn nichtje moeten bellen voor advies. Want ze maken er een potje van, bestuurlijk gezien. Ik heb weleens geklaagd, maar daar doen ze niets mee. Zo gaat dat in Nederland. Dat krijg je als Melkert aan het roer staat. Die dan de multiculturele samenleving moet bestieren vanuit zijn villa met oprijlaan in Bussum. Die heeft nu een mooi baantje bij de VN. Een slecht netwerk kan hem niet verweten worden...maar zeg, ik ga ophangen, want ik ben in training zoals je begrijpt.
- Om woensdag vroeg op te kunnen staan, bedoelt u?
- Precies. Nog even mijn pruimen in het water zetten en mijn oefeningen doen, en dan ga ik op stok.
- Welterusten oom Otto.
- Fijn dat ik je mocht bellen. De volgende keer wil ik horen hoe het met jou is.
- Hoe is het met u, oom Otto?
- Ik ben de boel aan het uitmesten. Ik moet allerlei dingen beslissen en dat vind ik moeilijk.
- Wat bent u aan het uitzoeken dan?
- Ik heb hier een schap vol brochures van 'De Kok' uit Leeuwarden. Reizen voor alleenstaanden. Ik vind dat heel mooie brochures. Ze gaan tot 1996. Daarna is mijn administratie kennelijk in het ongerede geraakt, want daarna heb ik niets meer.
- En u denkt erover om deze stapel weg te gooien?
- Misschien wel ja. Maar ik vind het zo fijn om ze door te kijken. Dan reis ik toch een beetje. Hier bijvoorbeeld. 1995. Een reis naar Indonesie. 27 dagen: 5.000 gulden. Nouja, eigenlijk 6.000, want het is 5.900 gulden om precies te zijn. Dat doen ze altijd zo slim he, het liefst nog 999,99.
- Ik denk dat die prijzen en bestemmingen inmiddels flink zijn aangepast.
- Dus jij vindt dat ik alles zo maar weg moet donderen...
- Ja, ik vind dat wel een goed idee.
- Ik denk erover na. Ik zal het er ook nog even met Jan over hebben, die heeft altijd wel goede ideeen over dit soort zaken.
- Hoe was uw logeerpartij eigenlijk?
- Ik ben niet gegaan. Ik was te moe van al die voorbereidingen.
- Wat jammer.
- Dat is helemaal niet jammer. Het was een goede beslissing. Ik heb er niets aan om mezelf over de rooie te jagen. Wat wel belangrijk is: ik moet woensdag naar de orthopedisch chirurg. Al om half tien. 's Ochtends.
- Wat zijn uw klachten?
- Nou, die kop van mijn heup, waar ze die pennen doorheen hebben gedouwd, dat gaat rafelen en rammelen. Nee, al die artsen willen manager worden. Opereren kunnen ze niet meer. Ik zal het ziekenhuis eens zeggen dat ze mijn nichtje moeten bellen voor advies. Want ze maken er een potje van, bestuurlijk gezien. Ik heb weleens geklaagd, maar daar doen ze niets mee. Zo gaat dat in Nederland. Dat krijg je als Melkert aan het roer staat. Die dan de multiculturele samenleving moet bestieren vanuit zijn villa met oprijlaan in Bussum. Die heeft nu een mooi baantje bij de VN. Een slecht netwerk kan hem niet verweten worden...maar zeg, ik ga ophangen, want ik ben in training zoals je begrijpt.
- Om woensdag vroeg op te kunnen staan, bedoelt u?
- Precies. Nog even mijn pruimen in het water zetten en mijn oefeningen doen, en dan ga ik op stok.
- Welterusten oom Otto.
- Fijn dat ik je mocht bellen. De volgende keer wil ik horen hoe het met jou is.
5/04/2004
Wachten
Ahneejoh, ik woon in Rotterdam, jij moet helemaal speciaal hiernaartoe komen, ik haal dat visum wel even voor je op bij het Turkse consulaat, zei ik nog joviaal.
Dinsdagmorgen, 09.00 uur, ik kom fietsend aan bij de Westblaak. Ik verbaas me over de samenscholing op dit uur. Wat staan ze toch allemaal gezellig te keuvelen. Ik kijk nog eens goed. He, dit is Westblaak nummer 2, hier zit het consulaat. Tering. Ze staan in drommen buiten voor het Turkse consulaat!
Een rij voor de skilift in de kerstvakantie is er niets bij. Een wijde V-vormige toestroom van mensen probeert zich door een eenpersoonsdeur te wringen.
Van mijn broer heb ik twee belangrijke dingen geleerd:
1. nooit flipperen met twee flippers tegelijk
2. nooit voordringen in de binnenbocht
Ik zette mijn fiets op slot en koos mijn beginpositie strategisch. Ik was de enige die geen Turks sprak. Er werden grapjes gemaakt in de rij, er werd informatie uitgewisseld, en ik was de enige die er niets van begreep. Achterin was het nog redelijk gemoedelijk, maar bij de deur werd het serieus schouderwerk. De oudere vrouwen drongen voor met hun borsten, wat veel effectiever bleek.
Een uur ging voorbij voor ik uberhaupt binnen was in het consulaat. Daar begon de tweede rij: het bemachtigen van een nummertje. Naast mij stond een meneer met krukken. Zijn colbert was twee maten te groot en hij droeg een zware bril. Hij kreunde wat jammerlijk. 'Zal ik voor u in de rij staan, dat u kunt gaan zitten?', vroeg ik nog, maar hij verstond geen Nederlands.
De zaal was vol. Mensen stonden, zaten, hingen dicht opeengepakt. Het was warm. Nergens was een raam open. Er werd iets omgeroepen, in het Turks. Het klonk als een belangrijke boodschap, dus ik informeerde bij mijn rij-genote wat er aan de hand was. 'We mogen niet zo hard praten, zegt de meneer.' Daarna werd de video met Turkij promotie gestart.
Na een half uurtje wachten, inmiddels had ik niet alleen mijn jas maar ook mijn trui uit gedaan, had ik mijn nummer bemachtigd: 908. De bingo-meter gaf nu zevenhonderdzoveel aan. Ik kon makkelijk even mijn NRC lezen, die ik thuis nog haastelijk in mijn tas had gestopt. Net toen ik begon aan mijn eerste kop op de voorpagina, hoorde ik 'dingdong' van het volgende nummer. Het scorebord gaf zevenhonderzoveel nogwat aan. Ik las de eerste zin in de krant 'dingdong'. Ik bleef de basketbalscore te zenuwachtig volgen om ook nog de krant te kunnen lezen.
De score naderde de 900 en ik werd verwezen naar de volgende wachtruimte. Daar moest ik wachten voor loket 12. Loket 12 nam het paspoort in, tikte wat gegevens in de computer, draaide wat uit op de matrixprinter en zei toen dat ik met dat paspooort naar de kassa moest op de 1e verdieping. Ik vergat een bonnetje of bewijs te vragen. Dat wist ik eigenlijk al meteen, maar die split second twijfel was voldoende voor mijn opvolger in rij. Zijn beurt.
Ik ging naar de kassa. Dit zou niets worden, wist ik al. Wat had ik nu helemaal gekocht? Ze had niets gevraagd, ik heb nergens een bewijs van. De kassa was de eerste balie in een wachtruimte met nog veel meer balies. Iedereen moest dus door de rij van de kassa heen, om de andere 6 balies te kunnen bereiken. Deze gebrekkige logistiek resulteerde in een onordelijke rij. Het was niet duidelijk wat het einde van de rij was, iets wat mij minstens drie plaatsen in de rij heeft gekost.
Bij de kassa moest ik 16 euro afrekenen. Opgelucht trok ik mijn briefje van 20. Zo. Dat was voor elkaar. Maar de mevrouw wilde het paspoort houden. Ik moest het beneden, in een andere rij, afhalen. Ik liep weg, en realiseerde me, weer te laat, dat ik geen bonnetje had gekregen. Ik zag de taferelen al voor me. ' Uw paspoort? Nee hoor. Dat hebben we niet. heeft u geen kwitantie? Dan kunnen we het nazoeken'. En het was niet eens mijn eigen paspoort, dat ik zojuist had laten vermalen in de bureaucratische molen, maar van iemand die het mij had toevertrouwd.
Met de moed in de schoenen ging ik naar de aangewezen plek. Het was geen balie. De wachtenden bezetten een hoekje. Kennelijk zou het daar gebeuren. Ik wachtte. Ze riepen allerlei namen om. Maar niet de mijne. En ik wachtte. Het viel me op dat niemand een bonnetje had. De consulaat-man hield een paspoort omhoog en riep ' Sefim Arslan'. Hij was niet goed verstaanbaar, dus de kring om de consulaat-man heen echo-de nog 'Sefim Arslan'. Uiteindelijk werd de lokroep beantwoord ergens in de zaal, waarop het paspoort in een soort stage dive, over 6 handen werd bezorgd bij Sefim. De volgende. 'Jassetin Tuncay'. Een fraudegevoelige praktijk, leek me. De consulaat-man zag nauwelijks bij wie het paspoort terechtkwam.
Toen ik het allang niet meer had verwacht hoorde ik de naam uit het paspoort dat ik had moeten hoeden. Zonder bonnetje. Zonder kwitantie. Gewoon in mijn handen bezorgd, met behulp van 6 behulpzame handen.
Ahneejoh, ik woon in Rotterdam, jij moet helemaal speciaal hiernaartoe komen, ik haal dat visum wel even voor je op bij het Turkse consulaat, zei ik nog joviaal.
Dinsdagmorgen, 09.00 uur, ik kom fietsend aan bij de Westblaak. Ik verbaas me over de samenscholing op dit uur. Wat staan ze toch allemaal gezellig te keuvelen. Ik kijk nog eens goed. He, dit is Westblaak nummer 2, hier zit het consulaat. Tering. Ze staan in drommen buiten voor het Turkse consulaat!
Een rij voor de skilift in de kerstvakantie is er niets bij. Een wijde V-vormige toestroom van mensen probeert zich door een eenpersoonsdeur te wringen.
Van mijn broer heb ik twee belangrijke dingen geleerd:
1. nooit flipperen met twee flippers tegelijk
2. nooit voordringen in de binnenbocht
Ik zette mijn fiets op slot en koos mijn beginpositie strategisch. Ik was de enige die geen Turks sprak. Er werden grapjes gemaakt in de rij, er werd informatie uitgewisseld, en ik was de enige die er niets van begreep. Achterin was het nog redelijk gemoedelijk, maar bij de deur werd het serieus schouderwerk. De oudere vrouwen drongen voor met hun borsten, wat veel effectiever bleek.
Een uur ging voorbij voor ik uberhaupt binnen was in het consulaat. Daar begon de tweede rij: het bemachtigen van een nummertje. Naast mij stond een meneer met krukken. Zijn colbert was twee maten te groot en hij droeg een zware bril. Hij kreunde wat jammerlijk. 'Zal ik voor u in de rij staan, dat u kunt gaan zitten?', vroeg ik nog, maar hij verstond geen Nederlands.
De zaal was vol. Mensen stonden, zaten, hingen dicht opeengepakt. Het was warm. Nergens was een raam open. Er werd iets omgeroepen, in het Turks. Het klonk als een belangrijke boodschap, dus ik informeerde bij mijn rij-genote wat er aan de hand was. 'We mogen niet zo hard praten, zegt de meneer.' Daarna werd de video met Turkij promotie gestart.
Na een half uurtje wachten, inmiddels had ik niet alleen mijn jas maar ook mijn trui uit gedaan, had ik mijn nummer bemachtigd: 908. De bingo-meter gaf nu zevenhonderdzoveel aan. Ik kon makkelijk even mijn NRC lezen, die ik thuis nog haastelijk in mijn tas had gestopt. Net toen ik begon aan mijn eerste kop op de voorpagina, hoorde ik 'dingdong' van het volgende nummer. Het scorebord gaf zevenhonderzoveel nogwat aan. Ik las de eerste zin in de krant 'dingdong'. Ik bleef de basketbalscore te zenuwachtig volgen om ook nog de krant te kunnen lezen.
De score naderde de 900 en ik werd verwezen naar de volgende wachtruimte. Daar moest ik wachten voor loket 12. Loket 12 nam het paspoort in, tikte wat gegevens in de computer, draaide wat uit op de matrixprinter en zei toen dat ik met dat paspooort naar de kassa moest op de 1e verdieping. Ik vergat een bonnetje of bewijs te vragen. Dat wist ik eigenlijk al meteen, maar die split second twijfel was voldoende voor mijn opvolger in rij. Zijn beurt.
Ik ging naar de kassa. Dit zou niets worden, wist ik al. Wat had ik nu helemaal gekocht? Ze had niets gevraagd, ik heb nergens een bewijs van. De kassa was de eerste balie in een wachtruimte met nog veel meer balies. Iedereen moest dus door de rij van de kassa heen, om de andere 6 balies te kunnen bereiken. Deze gebrekkige logistiek resulteerde in een onordelijke rij. Het was niet duidelijk wat het einde van de rij was, iets wat mij minstens drie plaatsen in de rij heeft gekost.
Bij de kassa moest ik 16 euro afrekenen. Opgelucht trok ik mijn briefje van 20. Zo. Dat was voor elkaar. Maar de mevrouw wilde het paspoort houden. Ik moest het beneden, in een andere rij, afhalen. Ik liep weg, en realiseerde me, weer te laat, dat ik geen bonnetje had gekregen. Ik zag de taferelen al voor me. ' Uw paspoort? Nee hoor. Dat hebben we niet. heeft u geen kwitantie? Dan kunnen we het nazoeken'. En het was niet eens mijn eigen paspoort, dat ik zojuist had laten vermalen in de bureaucratische molen, maar van iemand die het mij had toevertrouwd.
Met de moed in de schoenen ging ik naar de aangewezen plek. Het was geen balie. De wachtenden bezetten een hoekje. Kennelijk zou het daar gebeuren. Ik wachtte. Ze riepen allerlei namen om. Maar niet de mijne. En ik wachtte. Het viel me op dat niemand een bonnetje had. De consulaat-man hield een paspoort omhoog en riep ' Sefim Arslan'. Hij was niet goed verstaanbaar, dus de kring om de consulaat-man heen echo-de nog 'Sefim Arslan'. Uiteindelijk werd de lokroep beantwoord ergens in de zaal, waarop het paspoort in een soort stage dive, over 6 handen werd bezorgd bij Sefim. De volgende. 'Jassetin Tuncay'. Een fraudegevoelige praktijk, leek me. De consulaat-man zag nauwelijks bij wie het paspoort terechtkwam.
Toen ik het allang niet meer had verwacht hoorde ik de naam uit het paspoort dat ik had moeten hoeden. Zonder bonnetje. Zonder kwitantie. Gewoon in mijn handen bezorgd, met behulp van 6 behulpzame handen.
5/03/2004
Simpelveld
Simpelveld, zo heette het plaatsje waar we vakantie hielden. En zo zag het er ook uit, als Simpelveld, bevolkt met Simpelvelders, die Simpveldse pap eten uit Simpelveldse nappen.
We hadden het plan, macht der gewoonte, veel te gaan wandelen in het mooiste landschap dat Nederland te bieden heeft, maar daar dacht Lena anders over. Die wilde zelf lopen en niet meer in een wagentje voortgeduwd worden. Haar tempo ligt zo'n beetje op 25 meter per uur. Er moet namelijk gestopt worden voor elke steen, er moet gepierd worden met een takje in een plasje, er moet een vingertje gestoken worden in een putdeksel. Dus werd het fietsen.
Ze heeft drie categorieen van uitroepen. Bij elk schaap, lammetje of koe kraaide Lena het uit: 'Koetje boem'. En als er een fiets, auto of bus passeerde, schreeuwde ze, het voertuig met gemak overstemmend: 'auto, auto.' En boom, bloem en plant tenslotte vallen onder de categorie 'Bloem'.
De vakantie begon met slapen. Heel veel slapen. Daarna kwamen ook nog andere hoogtepunten:
- Lezen (Sebald: Austerlitz; O'Farrell: the Distance between us; de krant! ik heb de krant kunnen uitlezen, en ook nog eens de Groene Amsterdammer).
- Cappucino's op terrasjes met uitzicht over gele glooiende velden
- Witbiertjes op terrasjes met uitzicht over gele glooiende velden
- Uit eten in een bijna-sterrenrestaurant. Oppas voor Lena geregeld. R. en ik op ons mooist voor elkaar. Op de fiets naar het restaurant, dat bovenop een heel hoge berg lag. Een helling van 10%, stond er op de weg gekalkt. Het leek mij meer dan 10%, en dat was nog voor het wijnarrangement. Even uitdampen voor de deur, voor we het sjieke restaurant betreden.
Na vijf dagen Zuid Limburg zagen we daar voor het eerst een zwarte meneer. Wat is Limburg wit. We zaten naast een specialist, een uroloog, die daar met zijn horigen at. Het gezelschap besprak afwisselend patienten en collega's maar vooral werd er aandacht besteed aan de querulanten der medische wetenschap (fysiotherapeuten, that is).
- Met Lena naar de kinderboerderij. Ben blij dat die beesten allemaal zo tam zijn. Lena zegt wel 'aai', als wij 'zachtjes' en 'aai' toeroepen, maar ondertussen port en prikt en slaat ze er niet minder om. Ziet er uit als een meesterlijke strategie: 'aai' -pets; 'aaaaai' -klaboem.
- Ontmoeting met een vriend in Maastrichtse kroeg met zand op de grond. 'Is dat voor het beach effect?', vroeg ik. Mijn vriend verslikte zich bijna. Dit was een bruine kroeg, zo oud als de weg naar Rome. Beach effect, spuugde hij. Dat is vloeken in de kroeg. Een kroeg zonder zand op de vloer is geen kroeg, heb ik nu geleerd. Een karige zandbak, naar Lena's mening.
Simpelveld, stad van de miljoenenlijn, wij bezingen uw lof. Wij zullen terugkeren, dat weet ik zeker.
Simpelveld, zo heette het plaatsje waar we vakantie hielden. En zo zag het er ook uit, als Simpelveld, bevolkt met Simpelvelders, die Simpveldse pap eten uit Simpelveldse nappen.
We hadden het plan, macht der gewoonte, veel te gaan wandelen in het mooiste landschap dat Nederland te bieden heeft, maar daar dacht Lena anders over. Die wilde zelf lopen en niet meer in een wagentje voortgeduwd worden. Haar tempo ligt zo'n beetje op 25 meter per uur. Er moet namelijk gestopt worden voor elke steen, er moet gepierd worden met een takje in een plasje, er moet een vingertje gestoken worden in een putdeksel. Dus werd het fietsen.
Ze heeft drie categorieen van uitroepen. Bij elk schaap, lammetje of koe kraaide Lena het uit: 'Koetje boem'. En als er een fiets, auto of bus passeerde, schreeuwde ze, het voertuig met gemak overstemmend: 'auto, auto.' En boom, bloem en plant tenslotte vallen onder de categorie 'Bloem'.
De vakantie begon met slapen. Heel veel slapen. Daarna kwamen ook nog andere hoogtepunten:
- Lezen (Sebald: Austerlitz; O'Farrell: the Distance between us; de krant! ik heb de krant kunnen uitlezen, en ook nog eens de Groene Amsterdammer).
- Cappucino's op terrasjes met uitzicht over gele glooiende velden
- Witbiertjes op terrasjes met uitzicht over gele glooiende velden
- Uit eten in een bijna-sterrenrestaurant. Oppas voor Lena geregeld. R. en ik op ons mooist voor elkaar. Op de fiets naar het restaurant, dat bovenop een heel hoge berg lag. Een helling van 10%, stond er op de weg gekalkt. Het leek mij meer dan 10%, en dat was nog voor het wijnarrangement. Even uitdampen voor de deur, voor we het sjieke restaurant betreden.
Na vijf dagen Zuid Limburg zagen we daar voor het eerst een zwarte meneer. Wat is Limburg wit. We zaten naast een specialist, een uroloog, die daar met zijn horigen at. Het gezelschap besprak afwisselend patienten en collega's maar vooral werd er aandacht besteed aan de querulanten der medische wetenschap (fysiotherapeuten, that is).
- Met Lena naar de kinderboerderij. Ben blij dat die beesten allemaal zo tam zijn. Lena zegt wel 'aai', als wij 'zachtjes' en 'aai' toeroepen, maar ondertussen port en prikt en slaat ze er niet minder om. Ziet er uit als een meesterlijke strategie: 'aai' -pets; 'aaaaai' -klaboem.
- Ontmoeting met een vriend in Maastrichtse kroeg met zand op de grond. 'Is dat voor het beach effect?', vroeg ik. Mijn vriend verslikte zich bijna. Dit was een bruine kroeg, zo oud als de weg naar Rome. Beach effect, spuugde hij. Dat is vloeken in de kroeg. Een kroeg zonder zand op de vloer is geen kroeg, heb ik nu geleerd. Een karige zandbak, naar Lena's mening.
Simpelveld, stad van de miljoenenlijn, wij bezingen uw lof. Wij zullen terugkeren, dat weet ik zeker.