5/14/2004
Bulderend
Veel mensen zouden zeggen dat mijn neef berooid was, op zijn minst. Zijn bedrijf was failliet. Ze hadden nog geprobeerd de verzekering te bewerken, maar het had niet mogen baten dat een vriend hem dronken uit zijn bedrijfsauto had gesleurd toen hij half in de sloot geparkeerd stond en die auto vervolgens elders parkeerde. Het kroos onder de ruitenwissers had hem verraden.
Een grote criminele deal was uit de hand gelopen. Hij zou maximale winst uit een minimaal risico halen, kwestie van vertrouwen, een deal met rooie Gertje, dus dat zou wel goed zitten. Maar rooie Gertje streek het geld op en vanaf dat moment stond mijn neef nr. 1. op de hitlijst van politie en belastingdienst. Met vrouw en drie schoolgaande kinderen moest er plotseling verhuisd worden naar een zuidelijk land. Deze consternatie luidde het begin in van een terugval in zijn cocaine verslaving, ooit opgelopen toen hij een strandtent runde in een ander zuidelijk land, en een continuering van zijn alcoholverslaving, een familiekwaal.
Maar mijn neef Jan zag zijn situatie heel anders. Hij had een nieuwe baan tegenwoordig. Weliswaar nu nog als vertegenwoordiger in de bloemen en planten, maar binnenkort toch zeker mede-eigenaar van ‘Multiflora’, dat was eerder een kwestie van weken dan van maanden. En niemand kon hem niet geloven zolang je in zijn nabijheid was.
Want Jan betovert. Niet vanwege zijn schoonheid, want die is vergaan. Zijn krullen zijn uitgedund, zijn lijf wat vadsig geworden en zijn huid wat pokdalig. Maar die lach. Wat een vette lach. Iedereen weet wanneer Jan binnen is. Hij maakt een grap, slaat de vrouw des huizes op haar kont, trekt een tiener aan zijn haren en buldert zich een weg door het gezelschap.
Jan zou die avond op bezoek komen. Niet via Schiphol, daar werd zijn paspoort gecontroleerd. Hij zou aanvliegen op Frankfurt en daar een autootje huren, was eigenlijk ook veel sneller dan Schiphol en ‘de baas betaalt alles’.
Tegen de tijd dat ik uit mijn werk kwam, zat de kamer van mijn tante vol. Iedereen rookte. Iedereen dronk bier. Rooie Gertje zat aan de imitatie-rotan tafel, verder mijn nicht, haar vriendin en mijn tante.
‘Schoonheid, treed binnen’, riep mijn neef toen ik binnenkwam. Hij stond op, kneep mijn wangen fijn tussen zijn duim en wijsvinger en gaf 6 klapzoenen, en ook nog een plofje in mijn hals. ‘Ben je nu nog steeds geen professor? Je bent de hoop van de familie, dat weet je toch’ en hij lachte, nee, hij bulderde, en iedereen lachte mee.
Rooie Gertje voerde het woord. 'Scheveningen' was niet alles hoor. Het was niet terecht dat hij had moeten zitten. Ja, hij had de knieen gemold van die knul, maar he, dat was ook geen lieverdje, en o.k, die overval was uit de hand gelopen. Nee, hij wilde nooit meer zitten. Gewoon, eerlijk zijn brood verdienen. Maarja, iedereen werkte hem tegen. Belastingen hier, belastingen daar.
‘We gaan uit eten. Ik betaal. Nee, Multiflora betaalt. Wat vinden jullie het beste restaurant van deze stad? Het kan me niet schelen. Niets is goed genoeg voor jullie. We gaan.’
We gingen naar de Chinees. Mijn tante en ik betaalden.
Veel mensen zouden zeggen dat mijn neef berooid was, op zijn minst. Zijn bedrijf was failliet. Ze hadden nog geprobeerd de verzekering te bewerken, maar het had niet mogen baten dat een vriend hem dronken uit zijn bedrijfsauto had gesleurd toen hij half in de sloot geparkeerd stond en die auto vervolgens elders parkeerde. Het kroos onder de ruitenwissers had hem verraden.
Een grote criminele deal was uit de hand gelopen. Hij zou maximale winst uit een minimaal risico halen, kwestie van vertrouwen, een deal met rooie Gertje, dus dat zou wel goed zitten. Maar rooie Gertje streek het geld op en vanaf dat moment stond mijn neef nr. 1. op de hitlijst van politie en belastingdienst. Met vrouw en drie schoolgaande kinderen moest er plotseling verhuisd worden naar een zuidelijk land. Deze consternatie luidde het begin in van een terugval in zijn cocaine verslaving, ooit opgelopen toen hij een strandtent runde in een ander zuidelijk land, en een continuering van zijn alcoholverslaving, een familiekwaal.
Maar mijn neef Jan zag zijn situatie heel anders. Hij had een nieuwe baan tegenwoordig. Weliswaar nu nog als vertegenwoordiger in de bloemen en planten, maar binnenkort toch zeker mede-eigenaar van ‘Multiflora’, dat was eerder een kwestie van weken dan van maanden. En niemand kon hem niet geloven zolang je in zijn nabijheid was.
Want Jan betovert. Niet vanwege zijn schoonheid, want die is vergaan. Zijn krullen zijn uitgedund, zijn lijf wat vadsig geworden en zijn huid wat pokdalig. Maar die lach. Wat een vette lach. Iedereen weet wanneer Jan binnen is. Hij maakt een grap, slaat de vrouw des huizes op haar kont, trekt een tiener aan zijn haren en buldert zich een weg door het gezelschap.
Jan zou die avond op bezoek komen. Niet via Schiphol, daar werd zijn paspoort gecontroleerd. Hij zou aanvliegen op Frankfurt en daar een autootje huren, was eigenlijk ook veel sneller dan Schiphol en ‘de baas betaalt alles’.
Tegen de tijd dat ik uit mijn werk kwam, zat de kamer van mijn tante vol. Iedereen rookte. Iedereen dronk bier. Rooie Gertje zat aan de imitatie-rotan tafel, verder mijn nicht, haar vriendin en mijn tante.
‘Schoonheid, treed binnen’, riep mijn neef toen ik binnenkwam. Hij stond op, kneep mijn wangen fijn tussen zijn duim en wijsvinger en gaf 6 klapzoenen, en ook nog een plofje in mijn hals. ‘Ben je nu nog steeds geen professor? Je bent de hoop van de familie, dat weet je toch’ en hij lachte, nee, hij bulderde, en iedereen lachte mee.
Rooie Gertje voerde het woord. 'Scheveningen' was niet alles hoor. Het was niet terecht dat hij had moeten zitten. Ja, hij had de knieen gemold van die knul, maar he, dat was ook geen lieverdje, en o.k, die overval was uit de hand gelopen. Nee, hij wilde nooit meer zitten. Gewoon, eerlijk zijn brood verdienen. Maarja, iedereen werkte hem tegen. Belastingen hier, belastingen daar.
‘We gaan uit eten. Ik betaal. Nee, Multiflora betaalt. Wat vinden jullie het beste restaurant van deze stad? Het kan me niet schelen. Niets is goed genoeg voor jullie. We gaan.’
We gingen naar de Chinees. Mijn tante en ik betaalden.