<$BlogRSDUrl$>

3/22/2004

 
Ik drink bier dus ik leef

Zaterdag beleefde ik een fijne avond. Eigenlijk zouden mijn vader en ik naar de opening van een gebouw van Herzberger, CODA, zijn geweest, maar dat feestje ging niet door vanwege de dood van Juul. Het alternatieve avondplan was waarschijnlijk nog beter.

Vreesde ik drie weken geleden nog voor mijn vaders leven, zaterdag zaten we voor het eerst weer sinds zijn '66 bizarre dagen', zoals hij zijn ziekenhuistijd consequent noemt, in het café. Het was een café in Apeldoorn, dus wilde, bruisende of hippe taferelen ontbraken in het geheel, maar het was toch maar mooi een café. En geen ziekenhuiskiosk. En geen operatietafel.

We dronken een biertje. Bij elke slok was ik zó blij. Blij voor mijn vader, blij dat ik daar met mijn vader kon zitten, in deze extra tijd die ons gegeven was. Als zijn borstkas niet zo fragiel met ijzerdraad aanelkaar gevlochten was, had ik hem bij elke slok wel op zijn schouders willen slaan: 'Dat we hier zitten pap, wij samen. Wie maakt ons wat.' Hij kromp in elkaar toen ik hem dat vertelde: 'niet op mijn schouders slaan. En pas op voor mijn been.'

Hij werd gegroet door een dikke man met een baard en ook nog door een vrouw die allang grijze haren had, maar het net als Gretta Duisenberg pikzwart had geverfd. Ze groetten en liepen door alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, dat wij hier samen zaten. 'Ha, die weet niet eens dat ik ziek ben geweest', zei mijn vader tevreden.

Voor die anderen was het business as usual, maar voor ons wilde de avond maar niet gewoon worden.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?