<$BlogRSDUrl$>

1/07/2005

 

In het herstellingsoord bij Oom Otto

In de ontvangsthal van het herstellingsoord, prachtig in het groen gelegen in ’t Gooi, zag ik alleen maar bejaarden. Bejaarden met een rollator, bejaarden met een stok, bejaarden met hun arm in een mitella, bejaarden met een bochel. Ze leken zich allemaal te vermaken, met elkaar en met de hapjes die ze vol aandacht verorberden.

Oom Otto wachtte op me in de hoek van de ruimte. Hij had zijn linnentas met het logo van de openbare bibliotheek kruislings over zijn borst gehangen. Bij het dichtknopen van zijn witte overhemd had hij een knoopsgat overgeslagen.

- Zo, daar ben je!
Ik reikte naar voren om hem met drie kussen te begroeten, maar hij deinsde terug.
- Hmm. Ben je nog steeds verkouden?

Het bezoekuur viel samen met de nieuwjaarsreceptie. Een vrouw op witte sandalen in een te krap lichtblauw uniform presenteerde oliebollen en appelflappen. Ik bedankte.
- Heel goed dat je niets neemt. Het is vette troep. Iedereen is hier te dik. Moet je eens kijken. En maar eten. En dan nog verbaasd zijn dat je suikerziekte hebt of kapotte knieën. Alsof het normaal is dat je lijf al die overtollige kilo’s vet moet meezeulen. En het zijn niet alleen maar patiënten hoor, die te dik zijn. Zie je die grote vrouw daar, met het rode vestje? Dat is de fysio. Die moet zogenaamd het goede voorbeeld geven.

Ik legde mijn boodschappen op tafel. Oom Otto had gebeld dat hij flos wilde, en ‘van die lusjes voor zijn kroon’ en ook nog een scheerkwast.
- Nee, dit zijn de verkeerde lusjes. Die kun je mee terugnemen.
Hij monsterde de scheerkwast van alle kanten.
- Dit is niet de goede. Ik wil er een met dassenhaar. Neem ook maar weer mee terug.

Daarna kreeg ik een rondleiding door het landgoed. Eerst de fitnesszaal. Het was een sober ingerichte zaal, met weinig geavanceerde toestellen: een trapje dat zo als rekwisiet op het toneel zou passen, wat krukjes, en pedalen zonder fiets, als een surrealistisch schilderij midden in de ruimte opgesteld.

- Zal ik een oefening voordoen? Vroeg Oom Otto.
Zonder mijn antwoord af te wachten ging hij op een hoge kruk zitten.
- Kijk, hier moet je bungelen.
Hij zette zijn stokken weg, maar hield zijn tas om.
- Recht zitten is belangrijk. Buik in. Kin omhoog. Handen langs het lichaam. En nu ontspannen bungelen.
Ik stond naast mijn oom die met zijn benen bungelde.
- Kijk, nu bungel ik. Wat een oefening hè. Tsja, dat doen ze dan met die oudjes zoals wij. Dan denken ze: we geven ze het gevoel dat ze wat doen. Maar ik denk maar zo: baat het niet dan schaadt het niet.
Ondertussen bungelde mijn oom door.

Daarna liet mijn oom mij het winkeltje zien (‘nooit open en niets te krijgen’), de leeszaal (‘dat noemen ze hier de bibliotheek: ze hebben geen fatsoenlijke kranten, alleen de Telegraaf en het AD en die nemen die oudjes dan stiekem mee naar hun kamertje…het is overal hetzelfde’) en zijn kamertje (‘goed afsluiten, je weet maar nooit’).

Bij het afscheid kuste ik hem drie keer en hij protesteerde niet.


This page is powered by Blogger. Isn't yours?