12/27/2004
Op ziekenbezoek bij oom Otto
'Een verrotte kop', luidde het oordeel van de chirurg die de heup van mijn oom bestudeerde. Oom Otto kwam op een wachtlijst voor een heup-operatie. Andere mensen op de wachtlijst geven aan dat ze met kerst niet geholpen willen worden, een kans die mijn oom met beide handen aangreep.
'Die lui willen allemaal onder de kerstboom zitten. Maar een vrijgezel als ik, ach die kan dat niet schelen, want al die knusse families met hun kinderen nodigen mij toch niet uit. Nee, die zouden het liefst een zandzak voor de deur leggen. Vrijgezellen zijn nooit welkom. Ze denken dat het een besmettelijke ziekte is ofzo.'
Dus mijn oom had opgegeven dat hij juist tijdens de kerstdagen beschikbaar zou zijn voor de operatie. En zo geschiedde.
Gisteren ging ik op bezoek in het ziekenhuis. Hij had me al gewaarschuwd dat hij zo'n dikke kop kreeg van de Prednison. Inderaad, ik herkende hem bijna niet. Ik zag een oude man met een opgeblazen gezicht in de stoel naast het bed zitten, met een baard van minstens een week.
'Ach oom Otto, heeft u de prins Bernhard-look?'
'Helaas wel ja. Zeg, nu je daar toch staat, wil je even de bloemen watergeven? De zusters hebben daar geen tijd voor. En kijk even in mijn kast of je mijn scheerspullen kunt vinden. Nee, niet daar. Goed zoeken. En pak je even een glas water voor mij?'
Ik deed mijn jas uit en zette mijn tas neer. Ik pakte een glas en reikte het aan.
'Nee, je moet het glas onderaan vasthouden. Zo besmet je mij met al jouw bacterieen en virussen.'
Ik liep nog een keer naar de kraan en spoelde het glas af.
'Nee, dat glas hoef ik nu niet meer'.
Ik overhandigde mijn cadeautjes aan oom Otto.
'Ach, de kerstspecial van VN. Die lees ik niet hoor. Neem maar weer mee. En wat is dit?'
'Dit is een warmwaterkruik, omdat u altijd van die koude voeten heeft'
'Is dit wel van degelijke makelij?'
Hij zette zijn bril op.
'Made in China. Dat belooft niet veel goeds. Maar laat maar hier, misschien dat ik hem nog kan gebruiken'
'Hoe voelt u zich oom Otto?'
'Verbazingwekkend goed. Die chirurg is een kundig man, dat staat vast. Maar die verpleegkundigen...die doen maar wat. En zo kil allemaal. Ze leven niet met je mee. Niets warms, niets moederlijks. Ik was misselijk van de narcose. Kwamen ze met een taartje aan, een vruchtentaartje. Ik zei dat dat niet goed voor mij was, nu ik zo misselijk was. Dat is toch raar, dat ze me dit geven als ik zo ziek ben? En weet je wat ze dan zeggen? "als u het niet lust, laat u het maar staan" Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat ze mij iets serveren wat bij mijn gesteldheid past. En niet zomaar het eten op mijn tafeltje kwakken.'
Het gordijn van zijn overbuurman werd dichtgetrokken door de zuster. Wat gestommel en gerommel volgde. De zuster sprak luid en duidelijk over poep en plas. 'Neemt u maar de tijd', zei ze toen ze het gordijn weer achter zich dichttrok.
Oom Otto en ik waren net bij de tweede wereldoorlog beland, toen we werden onderbroken door wcgeluiden. De man kreunde en piepte. Ik kon me met moeite concentreren op het gesprek met mijn oom. De poepgeluiden overheersten alles. Dan was het weer even stil. De man hijgte. En daar begon het weer. Geklots en gekletter in een roestvrijstalen bak.
'Dan wilde ik zo maar gaan, oom Otto' zei ik na anderhalfuur.
'Natuurlijk. Wil je me nog even helpen met mijn schoenen? Ik wil op bed gaan liggen.'
We schuifelden naar de rand van het bed. Ik maakte voorzichtig de klitteband van zijn orthopedische schoenen los.
'Doe ik u geen pijn, oom Otto?'
'Nee, dan zeg ik het wel'
Ik sjorde aan zijn schoenen.
'Gaat het goed zo, oom Otto?'
'Ja, doe maar'
Ik deed zijn klompschoenen uit.
'En nu nog mijn sokken'
Ik rolde de halfvergane tennissokken naar beneden. Zijn dunne benen waren rood met blauw gevlekt. Een dunne huid, bijna doorzichtig. Toen ik de sok helemaal uittrok, zag ik zijn tenen. Hij had het eerder gehad over 'gedeformeerde voeten', maar ik wist niet wat ik me daarbij moest voorstellen. Zijn tenen zaten kriskras overelkaar geweven. Halve stompjes, scheefgegroeid. Zijn huid vol wondjes. Ik was bang hem pijn te doen.
'Gaat het zo?'
'Ja, en nu nog even helpen met mijn been op bed leggen. Dit is mijn verkeerde been. Die moet je ondersteunen bij mijn enkel.'
Ik ging door mijn knieeen. Alles zag er zo broos uit. De kleinste fout in mijn handeling zou hem bezeren. Voorzichtig hevelde ik zijn linkerbeen op het bed. Hij zuchtte van inspanning.
'Wilt u nog een deken?'
'Ja, dat zou fijn zijn.'
'Tot hier? Of is dat te warm?'
'Nog iets hoger graag. Zo ja. En wil je nu mijn kussen opkloppen?'
'Ligt u nu comfortabel?'
'Ja, heel fijn. Dank je. Doe je nog even mijn gordijn dicht? Daar hebben de zusters ook geen tijd voor'.
'He, fijn. Nou, dag he. Groeten aan Rotterdam.'
'Een verrotte kop', luidde het oordeel van de chirurg die de heup van mijn oom bestudeerde. Oom Otto kwam op een wachtlijst voor een heup-operatie. Andere mensen op de wachtlijst geven aan dat ze met kerst niet geholpen willen worden, een kans die mijn oom met beide handen aangreep.
'Die lui willen allemaal onder de kerstboom zitten. Maar een vrijgezel als ik, ach die kan dat niet schelen, want al die knusse families met hun kinderen nodigen mij toch niet uit. Nee, die zouden het liefst een zandzak voor de deur leggen. Vrijgezellen zijn nooit welkom. Ze denken dat het een besmettelijke ziekte is ofzo.'
Dus mijn oom had opgegeven dat hij juist tijdens de kerstdagen beschikbaar zou zijn voor de operatie. En zo geschiedde.
Gisteren ging ik op bezoek in het ziekenhuis. Hij had me al gewaarschuwd dat hij zo'n dikke kop kreeg van de Prednison. Inderaad, ik herkende hem bijna niet. Ik zag een oude man met een opgeblazen gezicht in de stoel naast het bed zitten, met een baard van minstens een week.
'Ach oom Otto, heeft u de prins Bernhard-look?'
'Helaas wel ja. Zeg, nu je daar toch staat, wil je even de bloemen watergeven? De zusters hebben daar geen tijd voor. En kijk even in mijn kast of je mijn scheerspullen kunt vinden. Nee, niet daar. Goed zoeken. En pak je even een glas water voor mij?'
Ik deed mijn jas uit en zette mijn tas neer. Ik pakte een glas en reikte het aan.
'Nee, je moet het glas onderaan vasthouden. Zo besmet je mij met al jouw bacterieen en virussen.'
Ik liep nog een keer naar de kraan en spoelde het glas af.
'Nee, dat glas hoef ik nu niet meer'.
Ik overhandigde mijn cadeautjes aan oom Otto.
'Ach, de kerstspecial van VN. Die lees ik niet hoor. Neem maar weer mee. En wat is dit?'
'Dit is een warmwaterkruik, omdat u altijd van die koude voeten heeft'
'Is dit wel van degelijke makelij?'
Hij zette zijn bril op.
'Made in China. Dat belooft niet veel goeds. Maar laat maar hier, misschien dat ik hem nog kan gebruiken'
'Hoe voelt u zich oom Otto?'
'Verbazingwekkend goed. Die chirurg is een kundig man, dat staat vast. Maar die verpleegkundigen...die doen maar wat. En zo kil allemaal. Ze leven niet met je mee. Niets warms, niets moederlijks. Ik was misselijk van de narcose. Kwamen ze met een taartje aan, een vruchtentaartje. Ik zei dat dat niet goed voor mij was, nu ik zo misselijk was. Dat is toch raar, dat ze me dit geven als ik zo ziek ben? En weet je wat ze dan zeggen? "als u het niet lust, laat u het maar staan" Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat ze mij iets serveren wat bij mijn gesteldheid past. En niet zomaar het eten op mijn tafeltje kwakken.'
Het gordijn van zijn overbuurman werd dichtgetrokken door de zuster. Wat gestommel en gerommel volgde. De zuster sprak luid en duidelijk over poep en plas. 'Neemt u maar de tijd', zei ze toen ze het gordijn weer achter zich dichttrok.
Oom Otto en ik waren net bij de tweede wereldoorlog beland, toen we werden onderbroken door wcgeluiden. De man kreunde en piepte. Ik kon me met moeite concentreren op het gesprek met mijn oom. De poepgeluiden overheersten alles. Dan was het weer even stil. De man hijgte. En daar begon het weer. Geklots en gekletter in een roestvrijstalen bak.
'Dan wilde ik zo maar gaan, oom Otto' zei ik na anderhalfuur.
'Natuurlijk. Wil je me nog even helpen met mijn schoenen? Ik wil op bed gaan liggen.'
We schuifelden naar de rand van het bed. Ik maakte voorzichtig de klitteband van zijn orthopedische schoenen los.
'Doe ik u geen pijn, oom Otto?'
'Nee, dan zeg ik het wel'
Ik sjorde aan zijn schoenen.
'Gaat het goed zo, oom Otto?'
'Ja, doe maar'
Ik deed zijn klompschoenen uit.
'En nu nog mijn sokken'
Ik rolde de halfvergane tennissokken naar beneden. Zijn dunne benen waren rood met blauw gevlekt. Een dunne huid, bijna doorzichtig. Toen ik de sok helemaal uittrok, zag ik zijn tenen. Hij had het eerder gehad over 'gedeformeerde voeten', maar ik wist niet wat ik me daarbij moest voorstellen. Zijn tenen zaten kriskras overelkaar geweven. Halve stompjes, scheefgegroeid. Zijn huid vol wondjes. Ik was bang hem pijn te doen.
'Gaat het zo?'
'Ja, en nu nog even helpen met mijn been op bed leggen. Dit is mijn verkeerde been. Die moet je ondersteunen bij mijn enkel.'
Ik ging door mijn knieeen. Alles zag er zo broos uit. De kleinste fout in mijn handeling zou hem bezeren. Voorzichtig hevelde ik zijn linkerbeen op het bed. Hij zuchtte van inspanning.
'Wilt u nog een deken?'
'Ja, dat zou fijn zijn.'
'Tot hier? Of is dat te warm?'
'Nog iets hoger graag. Zo ja. En wil je nu mijn kussen opkloppen?'
'Ligt u nu comfortabel?'
'Ja, heel fijn. Dank je. Doe je nog even mijn gordijn dicht? Daar hebben de zusters ook geen tijd voor'.
'He, fijn. Nou, dag he. Groeten aan Rotterdam.'