<$BlogRSDUrl$>

10/20/2004

 
A way of life

Begin 2001 heb ik mijn proefschrift afgerond. De laatste maanden van mijn promotie waren obsessief. Alles draaide alleen nog maar om mijn boek. Ik snapte soms niet dat ik het volhield. Achteraf weet ik wat de truc was. Ik dacht iedere keer dat dit mijn laatste eindsprint zou zijn. Nog even hard werken naar de deadline, en dan zou het voorbij zijn. Maar dan was het niet voorbij. Dan moest er toch nog een hoofdstukje bij, een deeltje af, en even wat schuiven met wat blokken. En weer dacht ik dan dat dit de laatste deadline zou zijn. Even alles opzij, spoedig zou ik bevrijd zijn.

Mijn hele leven speelde zich af op de universiteitscampus. Ik arriveerde tegen een uur of half tien en installeerde me in mijn hok, mijn deur dicht. Ik lunchte en dineerde in de mensa, samen met anderen die ook tegen de deadline van hun proefschrift zaten. Ik kende het mena-menu per dag uit mijn hoofd: woensdag nasi, vrijdag vis en zo nog wat. Na de mensa-maaltijd ging ik weer terug in mijn hok, om door te werken tot de bel van tien uur 's avonds, als de portier het teken gaf dat het gebouw ging sluiten.

Ik beleefde geen plezier aan mijn schrijven. Het was strafwerk. Alle teksten had ik al duizend maal gezien, sommige frases kende ik inmiddels uit mijn hoofd. En toch moest het nog scherper, beter, soms gewoon anders.

Obsessief is eigenlijk nog een milde uitdrukking. Elke gebeurtenis in mijn prive-leven beschouwde ik als hinderpaal. Bezoek was lastig, feestjes kostten tijd. Als er onverhoopt iets gebeurde in mijn prive leven, reden tot een feestje ofzo, kocht ik het cadeautje in de kiosk van de campus, of in de boekenwinkel op de campus. Soms sportte ik, in het sportcentrum van de campus.

Na vijf jaar wilde ik er vanaf en had mezelf voorgenomen om voor de kerst het concept bij mijn begeleiders in te leveren. Kerst naderde gestaag. Ik maakte langere dagen. Ik kwam rond half elf thuis, dronk dan wijn met mijn lief. Veel wijn. Zonder wijn kon ik niet meer in slaap komen. Ik droomde vaak zinnen uit mijn proefschrift. Mijn hele leven was mijn proefschrift.

Ik sliep steeds slechter. Drie dagen voor de kerstvakantie werd ik om half zes ' s ochtends wakker. Ik kon toch niet meer slapen en stond op. Ik douchte uitgebreid en ontbeet. Het gebouw waar ik werkte zou nog niet open zijn en ik wandelde naar mijn werk met een omweg om tijd te rekken. Langzaam zag ik het licht worden, roze strepen aan de hemel. Ik telde de uren. Nog 72 uur, en dan zou ik er vanaf zijn.

Voor de kerst leverde ik mijn concept bij beide heren in. Die kerstvakantie heb ik alleen maar geslapen, geskied en gelezen. Na de kerstvakantie had ik een afspraak met mijn promotor. Voor mij hing alles af van die bespreking: was ik er vanaf of niet?

Net voor die belangrijke afspraak kreeg ik een mailtje waarin mijn begeleider de afspraak afzegde. Ik had het kunnen weten. In de loop der jaren had ik die briefjes thuis op de deurmat gevonden, de avond voor de afspraak, ik had berichtjes op mijn voicemail gevonden, een uur voor de afspraak, ik had voor een dichte deur gestaan met daarna een gesprekje waarin hij zich verontschuldigde dat hij zijn afspraak was vergeten. Ik was altijd geduldig gebleven.

Maar nu niet. Ik stampvoette door de lange gang met dichte deuren naar zijn werkkamer. Ik zwaaide de deur open en vroeg wat dit voor stijl was. Mijn stem trilde. Ik sprak, voor het eerst van mijn leven, met stemverheffing.

Een maand later kon mijn proefschrift naar de drukker. De drukproef was reden tot opluchting, niet tot trots. Verlost.

Twee jaar lang wilde ik niets meer te maken hebben met dat onderwerp van mijn proefschrift. Afgelopen maanden heb ik dan eindelijk het boek bewerkt tot een artikel. Nog voelde ik de tegenzin, bijna fysiek, tijdens het schaven aan het artikel.

En nu kwam dan het bericht binnen. Het artikel is geaccepteerd bij een internationaal tijdschrift. En weer voelde ik opluchting, geen trots.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?