<$BlogRSDUrl$>

10/01/2004

 
Afstuderen

Normaal gesproken doen studenten zo'n half jaar over hun afstudeerproject. Zo niet Wieger. Hij is een afstudeerder voor wie mijn collega's en ik de term 'dood paard' gebruiken. Je kunt trekken en duwen wat je wilt, maar goed zal het werkstuk nooit worden. Je hoopt alleen dat er uiteindelijk, met heel veel hulp en geduld er uiteindelijk iets aanvaardbaars uitkomt.

Wieger is een deeltijdstudent. Naast zijn werk, studeert hij in de avonduren. Dat valt veel studenten zwaar, en Wieger in het bijzonder.

Het eerste jaar werd hij begeleid door een collega van mij, die hem na een jaar aan mij overdroeg met de woorden: 'hij heeft wat moeite met schrijven, maar ik denk dat hij zo klaar kan zijn'. Na deze overdracht heb ik sessies, uren lang met hem gezeten. Bij de overdracht had hij theorie, zijn analyse, conclusies, aanbevelingen aan het bedrijf waar hij stage liep en zijn visie op de wereld in het algemeen allemaal doorelkaar gehusseld.

Sessie na sessie had ik met hem hoofdstuk-indelingen gemaakt, d's en t's verbeterd. Met verschillende kleuren had ik in zijn tekst aangegeven wat een bewering van hem was, wat een conclusie, en wat thuishoorde in het stukje analyse.

Wieger is niet lui. Hij is alleen niet zo taalbegaafd en heel eigenwijs. Elke sessie viel er wel een botte opmerking. Als ik bijvoorbeeld zei dat hij dit moest aanvullen, of dat moest verbeteren, dan was zijn standaardopmerking: 'dan heb je het niet goed gelezen'

Wieger vond het kennelijk allemaal zelf wel voldoende en had op eigen houtje een afstudeerdatum gepland, inclusief zaaltje en uitnodiging aan de afstudeercommissie. Het overviel ons nogal, want het werk was verre van gereed. Hij reageerde niet op mijn mailtjes en uiteindelijk belde ik hem op met de boodschap dat hij nog niet zover was en dat het plannen van de afstudeerdatum toch echt pas kon na uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de afstudeercommissie.

'Dat is een bittere teleurstelling', zei Wieger. Zo welbespraakt was hij in zijn scriptie nog nooit geweest.

Nu, na twee jaar mocht Wieger zijn afstudeersessie aanvragen. Het feit dat het toch niet beter zou worden en dat hij zolangerzamerhand in overspannen toestand geraakte, deed de afstudeercommissie besluiten dat het maar eens afgerond moest worden. Als je het werkstuk welwillend bekeek, kon je er wel een zes in lezen.

De zaaltjes voor het afstuderen variƫren in capaciteit van 30 tot 400 man. Wieger had de grootste collegezaal besproken voor deze plechtigheid, een amfitheater dat plaatsbiedt aan 400 man.

De afstudeercommissie arriveerde stipt op tijd in de grote zaal. Wieger stond al achter het spreekgestoelte geplakt en kwam er niet meer achter vandaan. Vanuit de verte werden wij voorgesteld aan alle aanwezigen: zijn broer, zijn vrouw, zijn vader en zijn drie puber kinderen. De familie ging op de zesde rij zitten. Alle andere rijen waren leeg.

Wieger begon met zijn afstudeerpraatje, monotoom en verongelijkt. Zijn broer, een man van tegen de vijftig, interumpeerde Wieger een aantal maal. De eerste keer liet de voorzitter van de afstudeercommissie het nog wel toe. De tweede keer maande de voorzitter tot snelheid toen de broer uitlegde dat Wieger dit toch echt fout zag in zijn scriptie. De broer was hardleers en sprong nogmaals in, dit keer om een voorbeeld te geven van wat Wieger probeerde uit te leggen, 'dat zou het allemaal veel duidelijker maken voor de zaal'.

Wieger eindigde de presentatie met de zin 'nouja, verder heb ik niets te vertellen'.

Toen de plechtigheid voorbij was, fluisterde de hoogleraar in mijn oor: 'ik moet hier snel weg, anders word ik accuut depressief.'

This page is powered by Blogger. Isn't yours?