<$BlogRSDUrl$>

8/27/2004

 
Alles was nog hetzelfde

Even op visite bij mijn vorige liefde, Nijmegen. Zonder ook maar even na te denken stuurden mijn handen mijn auto in de richting van mijn oude universiteit. Nu mijn hersenen niet bezig waren met de route, konden ze me op andere zaken attenderen. Hé, er is een shoarma zaak gekomen waar eerst die slecht lopende galerie zat, nee toch, het café, het bruine café waar ik mijn geliefde 16 jaar geleden ontmoette, ja, Het café is van naam veranderd en heeft zich nu lelijk wit geverfd...zo reed ik mijn herkenningspunten voorbij tot ik opeens werd gestopt door een slagboom. Een slagboom op het universiteitsterrein was nieuw. Betaald parkeren. Welja. Ik wist dat mijn voormalige faculteit zich in financiële problemen bevond, maar ik wist niet dat ze dat zó oplosten.

Ik parkeerde en liep het stukje dat ik 12 jaar lang had gelopen. Ik werd toegeknikt door een voormalige mede-bewoner van het gebouw, die mijn afwezigheid van de afgelopen drie jaren waarschijnlijk niet had bemerkt. Ik had het gevoel dat als ik zou willen, de tijd gemakkelijk kon bezweren. Alleen even mijn donkere hokje inkruipen en me verstoppen achter mijn computer, dan was alles zoals het zolang was geweest.

Ik liep de kiezelstenen trap op en zag dat nog steeds dezelfde BKR kunstuitingen de wanden sierden. De lange gangen met dichte deuren trokken zich niets aan van mijn opgetogen gemoed, opgetogen door het weerzien na zo lange tijd. De secretaresse, inmiddels bureaumanager, heette me welkom met drie kussen. Van haar hartelijkheid moest ik blozen. En daar bloosde zij weer van.

Op weg naar mijn bespreking, klopte ik even aan bij mijn ex-collega die altijd moppert maar wel op originele wijze. Ook nu weer. 'Hoe is het, Michel?', vroeg ik. 'Wat wil je horen, hoe het echt is, of wil je ruis?' Hij pakte me bij mijn schouder, vroeg hoe het met mij en 'mijn kleine' was, of alles goedging met mijn vader. Hij mopperde niet maar kankerde dit keer. Op het instituut, de bazen, het wanbeheer, de werklast. Ik kon niet anders dan hem gelijk geven. Hij lardeerde zijn verhaal prachtig met vileine roddels van grotere en minder grote goden, ja wij kennen elkaars voorkeuren zo langzamerhand en mijn toeschietelijke lach bevestigde onze gesmeedde band. Ik wilde het vrolijk eindigen, dus vroeg ik naar zijn onderzoek. En ja, zijn ogen lichtten op toen hij zijn laatste boek hoog ophield met een titel als: 'States and Markets. Globalization, gender and identification.' Ik probeerde niet jaloers te worden op zijn werkplezier. De bespreking kon elk moment beginnen en met drie klapzoenen zei hij me gedag: 'het ga je goed', alsof ik hem nooit meer zou zien.

We werden ontvangen in de kamer van de professor. De twee boeketten op tafel van roze kunstbloemen stonden nog op dezelfde plaats. Het manshoge portret van hem hing nog steeds recht tegenover zijn bureau. Hij keek dus de hele dag op zijn eigen portret uit, wat ik altijd wat eigenaardig heb gevonden.

Vond ik het nu weer fijn om weg te gaan, vroeg ik mezelf streng, terwijl de slagboom weer omhoogging, en ik wist het niet. Heimwee naar iets wat nooit was geweest en de wens om te vluchten van het bestaande wonnen het toch nog niet helemaal.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?