7/28/2004
Telefoongesprek met oom Otto
- Met Louter.
- Ja, met Otto.
- Hoe is het met u?
- Niet zo best eigenlijk. Die verdomde voet wil maar niet. Dat kussentje onder mijn teen is verdwenen, het botje steekt helemaal door mijn vel, daar helpt geen steunzool aan. En het is benauwd in mijn kamer. Die hor is nog steeds niet gemaakt en nu kan ik mijn raam niet openzetten want voor je het weet heb je een duif in je kamer. Als zo'n domme duif eenmaal in je kamer zit, krijg je 'm er niet meer uit, ach man...
Maar daarvoor bel ik niet. Ik wil je advies. Ik wil dus weten hoe die straten precies lagen in de Tweede Wereldoorlog, je weet wel, na Birma, en nu komt die man morgen in West, die marineman, en nu wil ik graag zijn steun dat dit op de agenda komt, maar ja, hij houdt van bingo.
- Ik begrijp u niet helemaal.
- Dit heb ik al eens uitgelegd. Vader werkte natuurlijk aan de Birma spoorweg. Ik wil nu precies de lokaties van die werkplekken weten. Het consulaat verleent geen medewerking, die zegt, kom hier maar in de archieven kijken. Alsof dat zo makkelijk is voor een oude knar van 74. Maar morgen is er een samenkomst waar hoofdzakelijk Indo's komen. En daar komt de marineman die er ook wel in geïnteresseerd is. Het is een norse man. Hij heeft een snor en hij eet veel te veel. Ik zei nog tegen hem dat overgewicht net zo gevaarlijk was als roken, maar dan is hij opeens Oost-Indisch doof. En die vrouw van hem heeft net een dip gehad, daar is ze ook voor behandeld...
- En wat heeft deze marineman met de Birmaspoorweg te maken?
- Nou, ik heb de voorzitter al eens gevraagd om hier verder onderzoek naar te doen, maar hij zegt dat niemand geïnteresseerd is. Dat is aperte onzin. Hij is gewoon lui. Kijk, hij hoeft het niet te weten want zijn vader heeft niet aan de Birma gewerkt. Zo gaat dat. Dus nu ben ik lieden aan het mobiliseren om bij de landelijke vergadering van volgende maand te vragen naar een onderzoek. En daar heb ik de marineman voor nodig. Dat hij me daarin steunt, zie je.
- Ah. En u ziet hem morgen? Dat is mooi.
- Zo eenvoudig is het niet. Die marineman houdt van bingo. Ach man, ze spelen allemaal of hun leven er vanaf hangt. Ridicuul en infantiel. 'Bingo' roepen ze dan. Typisch iets voor deze mensen.
- Nou, bingo wordt door heel veel bejaarden gespeeld hoor. Als er een bingo-middag is, komen de bussen met bejaarden aangereden uit de verre omstreken.
- Is dat zo? Onbegrijpelijk. Laat ze liever de krant goed lezen. Maar goed, ik kan hem dus niet storen, want hij wil bingo-spelen. Wat zal ik nu doen?
- Vinden er geen gesprekjes tussendoor plaats? Tijdens de pauze?
- Jawel. De laatste keer maakte ik nog een grapje. Er was maar weinig bingo aan mijn tafel, en toen zei ik dat de aardstralen vast niet goed waren. Ha!
- En moest men daar om lachen?
- Jazeker. Maar ik wed dat ze deze keer gewoon weer op dezelfde plaats gaan zitten. Op deze leeftijd is men niet meer zo flexibel. En eten dat ze doen! Er staan grote snoeppotten op tafel. Ze blijven maar graaien. Jammer maar waar. Maar ik kan hem in de pauze aanspreken zeg je?
- Ja, dat denk ik wel. Gaat u zelf ook meespelen?
- Is dat nodig?
- Nee, ik denk niet dat dat nodig is. U kunt er ook gewoon bijzitten.
- Dan doe ik dat. En ik neem een kussentje mee, want die stoelen zitten rot. Ik zal toch niet de enige zijn die rugpijn krijgt van die stoelen? Als ik het voor het zeggen had, zou ik het geld van de snoeppot overhevelen naar een stoelen pot.
- Met Louter.
- Ja, met Otto.
- Hoe is het met u?
- Niet zo best eigenlijk. Die verdomde voet wil maar niet. Dat kussentje onder mijn teen is verdwenen, het botje steekt helemaal door mijn vel, daar helpt geen steunzool aan. En het is benauwd in mijn kamer. Die hor is nog steeds niet gemaakt en nu kan ik mijn raam niet openzetten want voor je het weet heb je een duif in je kamer. Als zo'n domme duif eenmaal in je kamer zit, krijg je 'm er niet meer uit, ach man...
Maar daarvoor bel ik niet. Ik wil je advies. Ik wil dus weten hoe die straten precies lagen in de Tweede Wereldoorlog, je weet wel, na Birma, en nu komt die man morgen in West, die marineman, en nu wil ik graag zijn steun dat dit op de agenda komt, maar ja, hij houdt van bingo.
- Ik begrijp u niet helemaal.
- Dit heb ik al eens uitgelegd. Vader werkte natuurlijk aan de Birma spoorweg. Ik wil nu precies de lokaties van die werkplekken weten. Het consulaat verleent geen medewerking, die zegt, kom hier maar in de archieven kijken. Alsof dat zo makkelijk is voor een oude knar van 74. Maar morgen is er een samenkomst waar hoofdzakelijk Indo's komen. En daar komt de marineman die er ook wel in geïnteresseerd is. Het is een norse man. Hij heeft een snor en hij eet veel te veel. Ik zei nog tegen hem dat overgewicht net zo gevaarlijk was als roken, maar dan is hij opeens Oost-Indisch doof. En die vrouw van hem heeft net een dip gehad, daar is ze ook voor behandeld...
- En wat heeft deze marineman met de Birmaspoorweg te maken?
- Nou, ik heb de voorzitter al eens gevraagd om hier verder onderzoek naar te doen, maar hij zegt dat niemand geïnteresseerd is. Dat is aperte onzin. Hij is gewoon lui. Kijk, hij hoeft het niet te weten want zijn vader heeft niet aan de Birma gewerkt. Zo gaat dat. Dus nu ben ik lieden aan het mobiliseren om bij de landelijke vergadering van volgende maand te vragen naar een onderzoek. En daar heb ik de marineman voor nodig. Dat hij me daarin steunt, zie je.
- Ah. En u ziet hem morgen? Dat is mooi.
- Zo eenvoudig is het niet. Die marineman houdt van bingo. Ach man, ze spelen allemaal of hun leven er vanaf hangt. Ridicuul en infantiel. 'Bingo' roepen ze dan. Typisch iets voor deze mensen.
- Nou, bingo wordt door heel veel bejaarden gespeeld hoor. Als er een bingo-middag is, komen de bussen met bejaarden aangereden uit de verre omstreken.
- Is dat zo? Onbegrijpelijk. Laat ze liever de krant goed lezen. Maar goed, ik kan hem dus niet storen, want hij wil bingo-spelen. Wat zal ik nu doen?
- Vinden er geen gesprekjes tussendoor plaats? Tijdens de pauze?
- Jawel. De laatste keer maakte ik nog een grapje. Er was maar weinig bingo aan mijn tafel, en toen zei ik dat de aardstralen vast niet goed waren. Ha!
- En moest men daar om lachen?
- Jazeker. Maar ik wed dat ze deze keer gewoon weer op dezelfde plaats gaan zitten. Op deze leeftijd is men niet meer zo flexibel. En eten dat ze doen! Er staan grote snoeppotten op tafel. Ze blijven maar graaien. Jammer maar waar. Maar ik kan hem in de pauze aanspreken zeg je?
- Ja, dat denk ik wel. Gaat u zelf ook meespelen?
- Is dat nodig?
- Nee, ik denk niet dat dat nodig is. U kunt er ook gewoon bijzitten.
- Dan doe ik dat. En ik neem een kussentje mee, want die stoelen zitten rot. Ik zal toch niet de enige zijn die rugpijn krijgt van die stoelen? Als ik het voor het zeggen had, zou ik het geld van de snoeppot overhevelen naar een stoelen pot.