6/04/2004
Een spoortje van spijt
Ja, ik heb mijn auto verkocht. Een tijdje al. Ik blijf mezelf prijzen (milieu enzo), maar soms twijfel ik.
Gisteren bijvoorbeeld. Ik zou met mijn dochtertje naar Voorburg. Dat scheen heel gemakkelijk te bereizen te zijn met de Hofpleinlijn, een boemeltraject met afgedankt materieel en volgens mij ook niet eerste keus personeel.
Eerst kon ik het station niet vinden. Achter gribus en nog meer afbraak liep daar een iel trappetje als bruggetje over het spoor. Na drie maal navragen bleek dat HET station te zijn.
Het is zo'n trap die je in zwembaden ziet om naar 'de hoge' te klimmen. Metaal, gaatjes in de treden en het wiebelt en deint met de stroom mee. Ik keek omhoog. Ik moest Lena (11 kg), haar buggy, haar benodigdheden aan schone luiers, speelgoed, eten, drinken, en mijn eigen tas de brug oversjouwen. Ik zette me schrap en nam de buggy op mijn heup. Op het perron is niets aangegeven. Niet of er treinen komen, wanneer ze vertrekken en welke richting dan wel. Ik voelde me op een verpauperd station in een Londense achterbuurt. Had ik mijn auto nog maar.
De boemel liep binnen. Tegenover mij zat een vrouw met zwarte haren en donkere ogen. Lena zwaaide en lachte naar haar. De vrouw lachte terug. 'hallo', opende Lena het gesprek. De mevrouw deed mee. Lena gierde het uit hoe de mevrouw haar geluiden en bewegingen kopieerde.
De vrouw keek me aan. Ik zag nu pas hoe mooi ze was. Haar sluike zwarte haar los op haar schouders. Maar vooral haar ogen. Zwarte ogen, met haar wenkbrauwen in fijne maar geprononceerde boogjes erboven. Haar leeftijd kon ik niet schatten, waarschijnlijk ouder dan je dacht.
'Het gaat heel goed met Lena', sprak ze me toe. Op één of andere manier hechtte ik belang aan haar oordeel. Hier zat een vrouw die er verstand van heeft. Van het leven, van mensen, maar vooral van kinderen. Dat ik dit dacht, kwam vast ook daar haar accent. Ze sprak Nederlands met een Spaanse tongval. Ze ging verder: 'Het is een heel open kindje. Nieuwsgierig. En heel erg slim.'
Ik lachte wat, op een manier waarvan ik denk dat moeders dit soort theorieen moeten aanvaarden. Lena demonstreerde het gelijk van die mevrouw. Als er een koe stond in de in de weilanden die we passeerden, ging het van 'boe' en ook nog 'bè' en een voorzichtig 'hi', alsof we een giechelend paard in het vizier hadden. Zo ging ze haar hele woordenschat af. Ik nam Lena op schoot en gaf haar een zoen. Als tegengebaar trok ze aan mijn haren. 'Au' riep ze al, zodat ik dat niet hoefde te doen.
'Ze is nieuwsgierig, maar niet onbevangen. Ze is heel gelukkig', sprak de steeds mysterieuzere vrouw tegen mij. Ze legde haar hand op het voorhoofd van Lena, alsof ze haar zegende. Ze deed het vanzelfsprekend, maar wel met enige vertraging. Ze kroelde door Lena's haren. Daarna legde ze haar hand op mijn arm en stapte ze uit. Ze keek nog een keer om en glimlachte. Toen de deuren al weer gesloten waren, zei Lena: 'dag dag, oma.'
Ik had geen spijt meer van de verkoop van mijn auto. Zo'n zegening had ik in de auto nooit ontvangen.
Ja, ik heb mijn auto verkocht. Een tijdje al. Ik blijf mezelf prijzen (milieu enzo), maar soms twijfel ik.
Gisteren bijvoorbeeld. Ik zou met mijn dochtertje naar Voorburg. Dat scheen heel gemakkelijk te bereizen te zijn met de Hofpleinlijn, een boemeltraject met afgedankt materieel en volgens mij ook niet eerste keus personeel.
Eerst kon ik het station niet vinden. Achter gribus en nog meer afbraak liep daar een iel trappetje als bruggetje over het spoor. Na drie maal navragen bleek dat HET station te zijn.
Het is zo'n trap die je in zwembaden ziet om naar 'de hoge' te klimmen. Metaal, gaatjes in de treden en het wiebelt en deint met de stroom mee. Ik keek omhoog. Ik moest Lena (11 kg), haar buggy, haar benodigdheden aan schone luiers, speelgoed, eten, drinken, en mijn eigen tas de brug oversjouwen. Ik zette me schrap en nam de buggy op mijn heup. Op het perron is niets aangegeven. Niet of er treinen komen, wanneer ze vertrekken en welke richting dan wel. Ik voelde me op een verpauperd station in een Londense achterbuurt. Had ik mijn auto nog maar.
De boemel liep binnen. Tegenover mij zat een vrouw met zwarte haren en donkere ogen. Lena zwaaide en lachte naar haar. De vrouw lachte terug. 'hallo', opende Lena het gesprek. De mevrouw deed mee. Lena gierde het uit hoe de mevrouw haar geluiden en bewegingen kopieerde.
De vrouw keek me aan. Ik zag nu pas hoe mooi ze was. Haar sluike zwarte haar los op haar schouders. Maar vooral haar ogen. Zwarte ogen, met haar wenkbrauwen in fijne maar geprononceerde boogjes erboven. Haar leeftijd kon ik niet schatten, waarschijnlijk ouder dan je dacht.
'Het gaat heel goed met Lena', sprak ze me toe. Op één of andere manier hechtte ik belang aan haar oordeel. Hier zat een vrouw die er verstand van heeft. Van het leven, van mensen, maar vooral van kinderen. Dat ik dit dacht, kwam vast ook daar haar accent. Ze sprak Nederlands met een Spaanse tongval. Ze ging verder: 'Het is een heel open kindje. Nieuwsgierig. En heel erg slim.'
Ik lachte wat, op een manier waarvan ik denk dat moeders dit soort theorieen moeten aanvaarden. Lena demonstreerde het gelijk van die mevrouw. Als er een koe stond in de in de weilanden die we passeerden, ging het van 'boe' en ook nog 'bè' en een voorzichtig 'hi', alsof we een giechelend paard in het vizier hadden. Zo ging ze haar hele woordenschat af. Ik nam Lena op schoot en gaf haar een zoen. Als tegengebaar trok ze aan mijn haren. 'Au' riep ze al, zodat ik dat niet hoefde te doen.
'Ze is nieuwsgierig, maar niet onbevangen. Ze is heel gelukkig', sprak de steeds mysterieuzere vrouw tegen mij. Ze legde haar hand op het voorhoofd van Lena, alsof ze haar zegende. Ze deed het vanzelfsprekend, maar wel met enige vertraging. Ze kroelde door Lena's haren. Daarna legde ze haar hand op mijn arm en stapte ze uit. Ze keek nog een keer om en glimlachte. Toen de deuren al weer gesloten waren, zei Lena: 'dag dag, oma.'
Ik had geen spijt meer van de verkoop van mijn auto. Zo'n zegening had ik in de auto nooit ontvangen.