12/15/2003
Reiger
Op weg van het station naar mijn werk loop ik langs een vaart. Het is een kleine vaart, waar incidenteel een vrachtschip zwaar beladen door het water gaat, als een krokodil met alleen het hoognodige nog boven de waterlijn. Ik loop meestal niet op het voetpad dat aansluit op de vaart, maar op de stoep aan de andere kant van de weg. Ik ben namelijk bang om over de trossen te struikelen, of over een glad steentje uit te glijden en zo het water in te vallen. Het water is vast heel koud en dan verlam ik en dan verdrink ik.
Ik merkte pas een paar jaar geleden dat niet iedereen in de slechtst mogelijke scenario's denkt. Ik heb het niet alleen bij waterkanten. Als ik een boormachine hanteer, verschijnen meteen visioenen wiens schedels ik allemaal per ongeluk kan doorboren. Ik zie voor me hoe ik de controle kwijtraak over de machine, hoe die stuitert via vensterbank en stoel en zo in de slaap van mijn medeklusser belandt. Toen ik voor het eerst een schuurmachine in handen had, zag ik meteen opengereten wangen voor mijn geestesoog. En als ik een groot scherp mes in mijn handen heb, zie ik veel afgehakte ledematen en liters bloed.
Dat schijnen dus niet algemeen gedeelde beelden te zijn.
Hoe plastisch en echt die rampscenario's ook lijken, ik vind dat ik er niet aan mag toegeven. Dus vandaag liep ik bewust wel langs de vaart, met aandacht de kabels vermijdend waarmee de schepen aangemeerd zijn.
De twee ambtenaren voor mij (want wie beginnen er nog meer na negen uur) wijken bij een grote tros uit naar rechts. Dichterbij gekomen, zie ik waarom. Op de tros staat een reiger. Hij lijkt in trance. Zonder met zijn ogen te knipperen, mediteert hij erop los. Hij is niet bang voor de voorbijgangers. De wandelaars wijken toch wel uit om hem met rust te laten.
Ook ik maak een flauw bochtje naar rechts. Hij kijkt niet eens op als ik hem passeer. Als ik hem al voorbij ben, kijk ik nog eens achteruit, hoe mooi hij aan de waterkant staat en ik struikel bijna over een touw.
Op weg van het station naar mijn werk loop ik langs een vaart. Het is een kleine vaart, waar incidenteel een vrachtschip zwaar beladen door het water gaat, als een krokodil met alleen het hoognodige nog boven de waterlijn. Ik loop meestal niet op het voetpad dat aansluit op de vaart, maar op de stoep aan de andere kant van de weg. Ik ben namelijk bang om over de trossen te struikelen, of over een glad steentje uit te glijden en zo het water in te vallen. Het water is vast heel koud en dan verlam ik en dan verdrink ik.
Ik merkte pas een paar jaar geleden dat niet iedereen in de slechtst mogelijke scenario's denkt. Ik heb het niet alleen bij waterkanten. Als ik een boormachine hanteer, verschijnen meteen visioenen wiens schedels ik allemaal per ongeluk kan doorboren. Ik zie voor me hoe ik de controle kwijtraak over de machine, hoe die stuitert via vensterbank en stoel en zo in de slaap van mijn medeklusser belandt. Toen ik voor het eerst een schuurmachine in handen had, zag ik meteen opengereten wangen voor mijn geestesoog. En als ik een groot scherp mes in mijn handen heb, zie ik veel afgehakte ledematen en liters bloed.
Dat schijnen dus niet algemeen gedeelde beelden te zijn.
Hoe plastisch en echt die rampscenario's ook lijken, ik vind dat ik er niet aan mag toegeven. Dus vandaag liep ik bewust wel langs de vaart, met aandacht de kabels vermijdend waarmee de schepen aangemeerd zijn.
De twee ambtenaren voor mij (want wie beginnen er nog meer na negen uur) wijken bij een grote tros uit naar rechts. Dichterbij gekomen, zie ik waarom. Op de tros staat een reiger. Hij lijkt in trance. Zonder met zijn ogen te knipperen, mediteert hij erop los. Hij is niet bang voor de voorbijgangers. De wandelaars wijken toch wel uit om hem met rust te laten.
Ook ik maak een flauw bochtje naar rechts. Hij kijkt niet eens op als ik hem passeer. Als ik hem al voorbij ben, kijk ik nog eens achteruit, hoe mooi hij aan de waterkant staat en ik struikel bijna over een touw.