9/06/2003
Brieven aan Bram P.
Een van mijn ongebruikte talenten is dat ik heel goed zou kunnen casten. Een ander talent is dat ik vrij goed toevallig terecht kan komen op wereldpremieres en feestelijke openingen. Zo liep ik vandaag met een plastic zakje met daarin een zojuist aangeschafte staafmixer van 19,95 euro langs boekhandel van Gennep. Even in de etalage kijken. Aha, vandaag de presentatie van 'Brieven aan Bram P.' van Gerard van het Reve. Theodor Holman zou het een en ander inleiden. Ik keek naar binnen en zag Bram Peper over de trapleuning hangen. Dat wilde ik allemaal wel eens zien.
De kleine boekhandel stond vol gasten en her en der ontwaarde ik een halve en een hele beroemdheid. Het gezelschap maakte de indruk elkaar al jaren te kennen. Er werd op schouders geslagen. Op een of andere manier leek men op elkaar. Wat dat nu precies was, vond ik in eerste instantie moeilijk te zeggen. Was het vooral dat iedereen boven de veertig was? Of dat iedereen maar dan ook iedereen wit was? Nee, het wat ze vooral gemeenschappelijk hadden was de verregaande staat van verlopen zijn. Ze zopen als maleiers en rookten alsof dit weleens hun laatste sigaret zou kunnen zijn. De huid was bleek en mat, alsof ze de hele week eieren aten. En na een uur begonnen de voorhoofden te glimmen, en plakten de overhemden van de heren om de dikke buiken. Er waren een paar gedistingeerde uitzonderingen (Frits Korthals Altes); een gezond ogende uitzondering (Arnold Heertje) en een patjepeers uitzondering (Gerard Cox), maar in het algemeen leek de boekhandel meer op een stamkroeg dan op een atletiekbaan.
Om 17.00 werd Theodor Holman verwacht voor de feestelijke presentatie. Om 18.30 was er nog geen Theodor. De genodigden schenen zijn afwezigheid niet te bemerken. Ze zopen door alsof hun leven in gevaar was. Ik hield een scheef oog op de drankvoorraad en was bang dat men door de drank heen zou zijn voor het feestje zou beginnen. De dames achter het buffet kennelijk ook, want ze schonken steeds kleinere glaasjes.
Naast mij stond een vadsig mannetje met grijs golvend haar tot op zijn schouders alsof hij een romantische componist wilde imiteren. Een artistiek brilletje en een jasje dat te ruim zat over zijn ietwat dikke buik. Hij bloosde als een schooljongen en was zichtbaar opgewonden. Hij bleek de redacteur van de uitgeverij te zijn. Om 19.00 uur besloot hij niet langer op Holman te wachten en de gasten maar toe te gaan spreken.
Hij klom op een kinderkrukje waar hij bijna vanaf viel. Wankel sprak hij de gasten toe: 'en dan hebben we nu een video van Kees van Kooten waarin hij een brievenschrijver aan Reve speelt'. Naast de redacteur stond op een laag tafeltje een mini teeveetje. Hij startte met wat moeite de video, die natuurlijk niet te verstaan en al helemaal niet te zien was voor de gasten. Het geroezemoes zwol. De redacteur zei wanhopig: 'maar het is heel leuk, echt heel leuk'. Toen zette hij toch maar de t.v. uit en begon de sketches na te vertellen:..' en dan komt hij bij de slager en dan zegt hij...' De redacteur heeft de sketch naverteld en niemand lacht, waarop hij dan weer herhaalt 'maar het is echt heel leuk'. Einde toespraak.
Bram Peper neemt het over. Ook hij praat te zacht om zich verstaanbaar te maken in de boekhandel die weliswaar niet groot is, maar ongunstig qua akoustiek. Iemand uit het publiek roept dat hij hem niet kan verstaan. Peper bitst terug: 'ik heb geen mond in mijn achterhoofd'. De toon is gezet.
Bram betreurt de staat waarin Nederland verkeert. Wij hebben geen leermeesters meer. Hij wil zijn twee leermeesters bedanken die hem in de afgelopen twee moeilijke jaren tot steun zijn geweest, Arnold Heertje en hij bedankt nog iemand die ik niet ken. Hoewel hij nog steeds aangeslagen is, blijft zijn arrogantie doorschemeren. Nog steeds is zijn verschijning niet te negeren.
Ik koop een boek omdat Bram Peper gaat signeren. Al die lethargische gasten dringen om een handtekening van Bram Peper te bemachtigen. We staan allen in de rij. Een man met een roodaangelopen cholestorol kop lijkt niet op zijn beurt te kunnen wachten en prikt zijn dikke buik in mijn rug. Dat had ik niet verwacht, dat die geroutineerde drankorgels daar nog warm voor zouden lopen. Dat ze uberhaupt ergens voor warm zouden lopen. In de rij word ik aangesproken: 'leest u veel?'
Eenmaal gevoelig voor autoriteit, kan ik het niet laten een praatje te maken met Bram Peper en ik vertel hem als een klein meisje dat ik zijn proefschrift zeer lezenswaardig vond, nog steeds. En ik zeg het niet alleen, ik meen het ook. Hij vraagt bij wie ik ben gepromoveerd en als een ijverige pupil zeg ik de namen van mijn promotores op. Bram geeft mij een pluim. Bij die-en-die...nou, nou dat is geen kattenpis. Voorwaar geen kattenpis. Ik word verlegen van het compliment van Bram Peper. Nee, geen kattenpis.
Dan verschijnt om 18.30 uur een wilde bos met grijze haren. Theodor Holman sleept een enorme koffer met zich mee. Hij ziet er niet uit als iemand die 6 uur in de file heeft gestaan. De koffer gaat open en er zit een hammond orgel nieuwe stijl in. Ontspannen installeert hij zijn orgeltje en begint bijna terloops zijn inleiding. Mooie anecdotes van zijn ontmoetingen met Gerard van het Reve: 'Gerard, dan zing ik nu een lied voor jou' 'Doe maar liever een dansje'. De gasten, inmiddels verhit door de drank, hangen aan zijn lippen en iedere keer dat de naam van Gerard van het Reve valt, glimlachen zij vertederd alsof het om een geliefde wijlen oom gaat. Holman heeft gedichten van Van het Reve op muziek gezet. De beschonken gasten plakken tegen de boekenkasten. Kan Holman deze lamme boel nog boeien? Hoewel Holman niet de beste zanger is, en hoewel de ambiance niet perfect is, raken de liederen direct. Is het de Reviaanse tekst of is het Holman? Het is in ieder geval goed.
Nawoord: Ecdysis merkte terecht op dat ik een rommeltje maak van de tijden in dit stuk. Verleden, toekomstige en tegenwoordige tijd rollebollen over elkaar heen. Hij heeft gelijk. Maar het is niet erg genoeg -voor mij- om nu met rode pen door mijn eigen stuk te gaan. Ik beloof beterschap voor een volgende keer.
Een van mijn ongebruikte talenten is dat ik heel goed zou kunnen casten. Een ander talent is dat ik vrij goed toevallig terecht kan komen op wereldpremieres en feestelijke openingen. Zo liep ik vandaag met een plastic zakje met daarin een zojuist aangeschafte staafmixer van 19,95 euro langs boekhandel van Gennep. Even in de etalage kijken. Aha, vandaag de presentatie van 'Brieven aan Bram P.' van Gerard van het Reve. Theodor Holman zou het een en ander inleiden. Ik keek naar binnen en zag Bram Peper over de trapleuning hangen. Dat wilde ik allemaal wel eens zien.
De kleine boekhandel stond vol gasten en her en der ontwaarde ik een halve en een hele beroemdheid. Het gezelschap maakte de indruk elkaar al jaren te kennen. Er werd op schouders geslagen. Op een of andere manier leek men op elkaar. Wat dat nu precies was, vond ik in eerste instantie moeilijk te zeggen. Was het vooral dat iedereen boven de veertig was? Of dat iedereen maar dan ook iedereen wit was? Nee, het wat ze vooral gemeenschappelijk hadden was de verregaande staat van verlopen zijn. Ze zopen als maleiers en rookten alsof dit weleens hun laatste sigaret zou kunnen zijn. De huid was bleek en mat, alsof ze de hele week eieren aten. En na een uur begonnen de voorhoofden te glimmen, en plakten de overhemden van de heren om de dikke buiken. Er waren een paar gedistingeerde uitzonderingen (Frits Korthals Altes); een gezond ogende uitzondering (Arnold Heertje) en een patjepeers uitzondering (Gerard Cox), maar in het algemeen leek de boekhandel meer op een stamkroeg dan op een atletiekbaan.
Om 17.00 werd Theodor Holman verwacht voor de feestelijke presentatie. Om 18.30 was er nog geen Theodor. De genodigden schenen zijn afwezigheid niet te bemerken. Ze zopen door alsof hun leven in gevaar was. Ik hield een scheef oog op de drankvoorraad en was bang dat men door de drank heen zou zijn voor het feestje zou beginnen. De dames achter het buffet kennelijk ook, want ze schonken steeds kleinere glaasjes.
Naast mij stond een vadsig mannetje met grijs golvend haar tot op zijn schouders alsof hij een romantische componist wilde imiteren. Een artistiek brilletje en een jasje dat te ruim zat over zijn ietwat dikke buik. Hij bloosde als een schooljongen en was zichtbaar opgewonden. Hij bleek de redacteur van de uitgeverij te zijn. Om 19.00 uur besloot hij niet langer op Holman te wachten en de gasten maar toe te gaan spreken.
Hij klom op een kinderkrukje waar hij bijna vanaf viel. Wankel sprak hij de gasten toe: 'en dan hebben we nu een video van Kees van Kooten waarin hij een brievenschrijver aan Reve speelt'. Naast de redacteur stond op een laag tafeltje een mini teeveetje. Hij startte met wat moeite de video, die natuurlijk niet te verstaan en al helemaal niet te zien was voor de gasten. Het geroezemoes zwol. De redacteur zei wanhopig: 'maar het is heel leuk, echt heel leuk'. Toen zette hij toch maar de t.v. uit en begon de sketches na te vertellen:..' en dan komt hij bij de slager en dan zegt hij...' De redacteur heeft de sketch naverteld en niemand lacht, waarop hij dan weer herhaalt 'maar het is echt heel leuk'. Einde toespraak.
Bram Peper neemt het over. Ook hij praat te zacht om zich verstaanbaar te maken in de boekhandel die weliswaar niet groot is, maar ongunstig qua akoustiek. Iemand uit het publiek roept dat hij hem niet kan verstaan. Peper bitst terug: 'ik heb geen mond in mijn achterhoofd'. De toon is gezet.
Bram betreurt de staat waarin Nederland verkeert. Wij hebben geen leermeesters meer. Hij wil zijn twee leermeesters bedanken die hem in de afgelopen twee moeilijke jaren tot steun zijn geweest, Arnold Heertje en hij bedankt nog iemand die ik niet ken. Hoewel hij nog steeds aangeslagen is, blijft zijn arrogantie doorschemeren. Nog steeds is zijn verschijning niet te negeren.
Ik koop een boek omdat Bram Peper gaat signeren. Al die lethargische gasten dringen om een handtekening van Bram Peper te bemachtigen. We staan allen in de rij. Een man met een roodaangelopen cholestorol kop lijkt niet op zijn beurt te kunnen wachten en prikt zijn dikke buik in mijn rug. Dat had ik niet verwacht, dat die geroutineerde drankorgels daar nog warm voor zouden lopen. Dat ze uberhaupt ergens voor warm zouden lopen. In de rij word ik aangesproken: 'leest u veel?'
Eenmaal gevoelig voor autoriteit, kan ik het niet laten een praatje te maken met Bram Peper en ik vertel hem als een klein meisje dat ik zijn proefschrift zeer lezenswaardig vond, nog steeds. En ik zeg het niet alleen, ik meen het ook. Hij vraagt bij wie ik ben gepromoveerd en als een ijverige pupil zeg ik de namen van mijn promotores op. Bram geeft mij een pluim. Bij die-en-die...nou, nou dat is geen kattenpis. Voorwaar geen kattenpis. Ik word verlegen van het compliment van Bram Peper. Nee, geen kattenpis.
Dan verschijnt om 18.30 uur een wilde bos met grijze haren. Theodor Holman sleept een enorme koffer met zich mee. Hij ziet er niet uit als iemand die 6 uur in de file heeft gestaan. De koffer gaat open en er zit een hammond orgel nieuwe stijl in. Ontspannen installeert hij zijn orgeltje en begint bijna terloops zijn inleiding. Mooie anecdotes van zijn ontmoetingen met Gerard van het Reve: 'Gerard, dan zing ik nu een lied voor jou' 'Doe maar liever een dansje'. De gasten, inmiddels verhit door de drank, hangen aan zijn lippen en iedere keer dat de naam van Gerard van het Reve valt, glimlachen zij vertederd alsof het om een geliefde wijlen oom gaat. Holman heeft gedichten van Van het Reve op muziek gezet. De beschonken gasten plakken tegen de boekenkasten. Kan Holman deze lamme boel nog boeien? Hoewel Holman niet de beste zanger is, en hoewel de ambiance niet perfect is, raken de liederen direct. Is het de Reviaanse tekst of is het Holman? Het is in ieder geval goed.
Nawoord: Ecdysis merkte terecht op dat ik een rommeltje maak van de tijden in dit stuk. Verleden, toekomstige en tegenwoordige tijd rollebollen over elkaar heen. Hij heeft gelijk. Maar het is niet erg genoeg -voor mij- om nu met rode pen door mijn eigen stuk te gaan. Ik beloof beterschap voor een volgende keer.