<$BlogRSDUrl$>

7/18/2003

 
Oom Otto

Oom Otto (71 jaar of daaromtrent) heeft last van zijn benen. Hij wilde wel zo'n lekkere luie stoel, vertelde hij mij in zo'n eindeloze telefoonsessie. Ik stelde me zo'n ding voor die ze alleen in meubelzaken verkopen waar zelfs het logo van eikenhout is.
'Dan koopt u die toch?', was mijn al te simpele reactie. 'Als u wilt, kan ik die wel een keer met u uitzoeken. 'Ik heb helemaal geen plaats voor zo'n fauteuil. Dan zou ik van alles moeten opruimen'. 'Maar dan schuift u toch wat aan de kant en dan past zo'n stoel toch wel?' 'Nee, daar snap jij helemaal niets van'.
Oom Otto gebruikt deze frase nog al snel. Ik snap niets van de geopolitieke verhoudingen, ik snap niets van de belabberde toestand waarin Nederland verkeert, ik snap niets van hypotheken (die moet je helemaal niet willen, waar denk je dat al die banken hun dure hoofdkantoren van betalen), ik snap niets van Amsterdam, ik snap niets van 'Nederlands Indie'. Soms voegt hij daar verzachtend aan toe, als hij in een goede bui is, 'maar dat kun je ook niet weten'.

Het leek me sterk dat oom Otto geen plaats kon maken voor een lekkere stoel. Ik besloot polshoogte te nemen. Ik vertelde mijn vader dat ik zijn broer zou bezoeken. 'Succes', was zijn commentaar. Ook andere familieleden wensten mij lacherig sterkte toe. En de afspraak met oom Otto gaf daar ook enigszins aanleiding toe.
- Hoe laat kom je dan?
- Nou, schikt het u rond twaalf uur?
- Ik wil het graag precies weten.

Op een zaterdag, precies twaalf uur, bel ik aan bij oom Otto. 'Welcome' zegt hij op zijn Engels. 'Betreed mijn nederig onderkomen'. Ter ondersteuning van zijn welkomswens maakt hij een zwierig gebaar met zijn houterig lichaam. Hij is zo mager. De versleten bruinlederen riem komt boven zijn broekband uit en houdt de broek, die ooit een pantalon was, nog op zijn plaats.
R. en ik betreden een klein halletje. We botsen tegen elkaar als oom Otto de deur naar de volgende ruimte opent. Mijn god, dit is nog kleiner dan mijn laatste studentenflat, flitst door mij heen als ik zijn woonkamer zie. Het is een ruimte van 4 bij 4. De 'kitchenette', zoals mijn oom het hok met wasbak blijft noemen, is nog niet eens 2 bij 1. Maar de ruimte oogt nog kleiner. Veel kleiner.

Overal staan dozen. Plastic tassen. Stapels kleding. Kleding op een hanger aan de deurnkop. En aan die hanger weer een andere hanger met nog een overhemd. Kartonnen dozen. Schoenendozen. Verhuisdozen. Een tafel vol papier. Stapels tijdschriften. Een omgevallen stapel tijdschriften. Een spijker aan de muur een schilderijtje. Aan dezelfde spijker, met langer touwtje, een kalender die je gratis bij de Chinees krijgt bij de jaarwisseling. Daaronder, met nog een langer touwtje weer een kalender van de Chinees. Ander jaar, zelfde Chinees. Een eenpersoonsbed met een sprei die al vele malen is gestopt. Naast het bed een leeslamp die met ijzerdraad in bedwang wordt gehouden. Een jaren vijftig boekkast herbergt een radio met jute en draaiknoppen. Aan een buis is met ijzerdraad een kalender bevesigd. De kalender is leeg. Op zaterdag staat: R. en W.

'Have a seat', zegt oom Otto. Maar er is geen stoel beschikbaar. Alle stoelen zijn bezaaid met papieren, met kleding, met rotzooi. Hij maakt een stoel leeg en biedt deze aan. Nee, gaat u maar zitten oom Otto. Hij pakt een krukje uit de keuken. Dat is goed genoeg voor hem. R. moet op het bed zitten. Zo. Daar zijn we dan, als pioniers van de familie in het land van oom Otto.

(gauw meer)

This page is powered by Blogger. Isn't yours?