<$BlogRSDUrl$>

7/22/2003

 
Flirten

Iedereen probeert me uit de auto, in de trein te krijgen. Dat lijkt te gaan lukken. Niet eens zozeer vanwege de tijdwinst waar iedereen het over heeft (want die is er niet). Het wandelingetje 's ochtends, zo langs de grachtjes in de ochtendzon, dat doet 't 'm. En sinds gisteren ook nog iets anders.

Ik hing in vermoeide maar intens tevreden (met mezelf, met de wereld, met mijn leven) staat halfonderuit op een bank in de trein. Ik ergerde me maar nauwelijks aan mijn dikke medereiziger die met dit warme weer wel erg wijdbeens op de bank zat. Ik was plakkerig door de skailederen banken van de NS, vooral waar ik de bank met mijn blote huid raakte. Mijn medereiziger maakte soms een onverwachte beweging, waarbij hij met zijn behaarde blote benen tegen mijn blote benen kriebelde. Die intimiteit met een willekeurige treinreiziger vind ik meestal ondragelijk, maar nu kon dat zelfs niet mijn humeur verpesten. De rest van de reis anticipeerde ik wel op zijn verschuivingen en bewoog ritmisch mee met hem.

Ik had wel de nieuwe Groene Amsterdammer bij me, maar ik had nog even geen zin in Holman en de zijnen. Ik staarde wat uit het raam. Maar het wazig turen kreeg een brandpunt. Er stond een man. Een heel mooie zwarte tengere man. Hij leunde tegen een bord met aankomst- en vertrek tijden. Hij kauwde op een stokje of een plastic roerstaafje, zoals boerenjongens altijd in oud hollandse films worden uitgebeeld: kauwend op een graspluim, het sprietje in de hoek van de mond.
Ik keek ongegeneerd naar hem. Want wat was hij mooi. Wat een mooie vorm alleen al van zijn schedel, zo regelmatig dat hij een trotse verschijning werd. Hij was tenger, maar niet mager. Zijn gezicht leek mij compleet symmetrisch en in ieder geval volledig harmonieus. De scherpe jukbeenderen werden in balans gehouden door de volle lippen en prettige ogen. Die ogen dus. Hij keek mij recht terug in mijn ogen en glimlachte. Ik wendde snel mijn ogen af maar dwaalde weer terug. Hij lachte nog steeds. Ik bloosde. Waarom in godsnaam? Ik keerde mijn blik weer af. Net toen de trein weer begon te rijden lachte ik terug, niet alleen naar hem, maar ik lachte ook om mezelf. Blozen om een glimlach. Dat flirten van mij wordt nooit iets.

Toen ik de trein uitstapte, nam ik me voor mijn auto te verkopen.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?